Rekenen met procenten

REKENEN MET PROCENTEN
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3,4

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

REKENEN MET PROCENTEN

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  1. Je kan een getal berekenen met een percentage.
  2. Je kan zelf een percentage berekenen.
  3. Je kan een verandering in procenten berekenen (toename/afname).
  4. Je kan een prijsverschil in procenten berekenen.
  5. Je kan terugrekenen naar 100%.

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

1. Je kan een getal berekenen 
met een percentage.

Bijvoorbeeld:
78% van de 28 leerlingen heeft zijn/haar huiswerk gemaakt.
Hoeveel leerlingen hebben zijn/haar huiswerk gemaakt?
(Rond je uitkomst af op een heel getal.)


Slide 4 - Tekstslide

1. Je kan een getal berekenen 
met een percentage.

Bijvoorbeeld:
78% van de 28 leerlingen heeft zijn/haar huiswerk gemaakt.
Hoeveel leerlingen hebben zijn/haar huiswerk gemaakt?
(Rond je uitkomst af op een heel getal.)

78 : 100 x 28 = 21,84  -->  22 leerlingen

Slide 5 - Tekstslide

In 2020 zijn er in Nederland 1,8 miljoen bedrijven. Tijdens een economische crisis gaat 15% daarvan failliet.
Hoeveel bedrijven zijn er failliet gegaan?
A
270.000
B
27.000
C
120.000
D
12.000

Slide 6 - Quizvraag

Slide 7 - Video

2. Je kan zelf een percentage berekenen.

Als je wilt weten hoeveel iets van een totaal is. Je hebt nu geen percentage, want die ga je berekenen.


                        DEEL
                  --------------- x 100 
                      GEHEEL

   

Slide 8 - Tekstslide

2. Je kan zelf een percentage berekenen.

Bijvoorbeeld: je inkomen is € 60 en daarvan geef je € 14 uit. Hoeveel procent geef je uit?



Slide 9 - Tekstslide

2. Je kan zelf een percentage berekenen.

Bijvoorbeeld: je inkomen is € 60 en daarvan geef je € 14 uit. Hoeveel procent geef je uit?
Je stelt jezelf de vraag: 1. Welk aantal vragen ze je?     € 14
                                                 2. Welk getal is het geheel?    € 60
 


Slide 10 - Tekstslide

2. Je kan zelf een percentage berekenen.

Bijvoorbeeld: je inkomen is € 60 en daarvan geef je € 14 uit. Hoeveel procent geef je uit?
Je stelt jezelf de vraag: 1. Welk aantal vragen ze je?     € 14
                                                 2. Welk getal is het geheel?    € 60
 
€ 14 : € 60 x 100% = 23,33...  -->  23,3%

Slide 11 - Tekstslide

Op een school zijn 582 examenkandidaten.
Na afloop van het examen waren 568 examen-kandidaten geslaagd.
Hoeveel procent is geslaagd?
A
102,5%
B
2,4%
C
97,6%
D
87,4%

Slide 12 - Quizvraag

Slide 13 - Video

3. Je kan een verandering in procenten berekenen.

Als je een procentuele stijging of daling
wilt berekenen gebruik je de formule: 
 

                NIEUW - OUD
               -------------------- x 100 
                          OUD

   

Slide 14 - Tekstslide

3. Je kan een verandering in procenten berekenen.

Bijvoorbeeld: leerlingen hadden voor het eerste proefwerk gemiddeld een 6,5 en voor het tweede proefwerk hadden ze gemiddeld een 7,3 als behaald cijfer. Hoeveel procent is het gemiddelde cijfer gestegen?

  

Slide 15 - Tekstslide

3. Je kan een verandering in procenten berekenen.

Bijvoorbeeld: leerlingen hadden voor het eerste proefwerk gemiddeld een 6,5 en voor het tweede proefwerk hadden ze gemiddeld een 7,3 als behaald cijfer. Hoeveel procent is het gemiddelde cijfer gestegen?

    (7,3 - 6,5)
 ------------- x 100% = 12,3%
          6,5


Slide 16 - Tekstslide

In januari 2023 waren er 321.000 mensen werkloos. In januari 2024 waren er 310.000 mensen werkloos. Hoeveel procent is de werkloosheid afgenomen?
A
3,4%
B
3,5%

Slide 17 - Quizvraag

Slide 18 - Video

4. Je kan een prijsverschil in procenten berekenen.


Je rekent eerst het prijsverschil in € uit.
Daarna deel je door de prijs waarmee je het vergelijkt. 

Slide 19 - Tekstslide

4. Je kan een prijsverschil in procenten berekenen.

Voorbeeld: een frikandelbroodje kost bij de AH € 1,75.
Bij de Jumbo kost een frikandelbroodje € 1,45.
Hoeveel % is de AH duurder dan de Jumbo?

Slide 20 - Tekstslide

4. Je kan een prijsverschil in procenten berekenen.

Voorbeeld: een frikandelbroodje kost bij de AH € 1,75.
Bij de Jumbo kost een frikandelbroodje € 1,45.
Hoeveel % is de AH duurder dan de Jumbo?

(1,75 - 1,45) : 1,45 x 100 = 20,68...  -->  20,7%

Slide 21 - Tekstslide

4. Je kan een prijsverschil in procenten berekenen.

Voorbeeld: een frikandelbroodje kost bij de AH € 1,75.
Bij de Jumbo kost een frikandelbroodje € 1,45.
Hoeveel % is de AH duurder dan de Jumbo?
Hoeveel % is de Jumbo goedkoper?


Slide 22 - Tekstslide

4. Je kan een prijsverschil in procenten berekenen.

Voorbeeld: een frikandelbroodje kost bij de AH € 1,75.
Bij de Jumbo kost een frikandelbroodje € 1,45.
Hoeveel % is de AH duurder dan de Jumbo?
Hoeveel % is de Jumbo goedkoper?

(1,75 - 1,45) : 1,75 x 100 = 17,14... --> 17,1%

Slide 23 - Tekstslide

In de winkel kost een stoel € 225.
Online kun je dezelfde stoel bestellen voor € 199.
Hoeveel % is de stoel in de winkel duurder?
A
11,5%
B
13,0%
C
11,6%
D
13,1%

Slide 24 - Quizvraag

Slide 25 - Video

5. Je kan terugrekenen naar 100%.


Het kan zijn dat de 100% niet bekend is. 
In dat geval ga je kijken welk getal met bijbehorend percentage je wel weet. 

Slide 26 - Tekstslide

5. Je kan terugrekenen naar 100%.

Bijvoorbeeld: de consumentenprijs van een iPad is € 520.
BTW = 21%.  Hoeveel is de verkoopprijs exclusief BTW?


Slide 27 - Tekstslide

5. Je kan terugrekenen naar 100%.

Bijvoorbeeld: de consumentenprijs van een iPad is € 520.
BTW = 21%.  Hoeveel is de verkoopprijs exclusief BTW?
In dit geval weet je niet de 100%. Want de consumentenprijs is 121%. Je weet dus: € 520 = 21%.

Slide 28 - Tekstslide

5. Je kan terugrekenen naar 100%.

Bijvoorbeeld: de consumentenprijs van een iPad is € 520.
BTW = 21%.  Hoeveel is de verkoopprijs exclusief BTW?
In dit geval weet je niet de 100%. Want de consumentenprijs is 121%. Je weet dus: € 520 = 21%.

€ 520 : 121 x 100 = € 429,75

Slide 29 - Tekstslide

Op een school locatie in Elst werken 70 vrouwen. Dat is 40% van het personeel.
Hoeveel mensen werken er op deze locatie?
A
28
B
98
C
168
D
175

Slide 30 - Quizvraag