Lijdend voorwerp

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

Ontleed de zin!

Lisa en Joost van hiernaast hebben een voetbal meegenomen.

Probeer alle zinsdelen te benoemen!

Planning

• Grammatica

Nakijken

Lijdend voorwerp

• Woordenschat en Formuleren

Oefentoets

Aan de slag!

Nakijken

Het lijdend voorwerp

• Het 'lv' ondergaat de handeling in de zin.

 

Lisa en Joost van hiernaast hebben een voetbal meegenomen.

Onderwerp: Lisa en Joost van hiernaast. (voeren de handeling uit)

Lisa en Joost van hiernaast hebben meegenomen.

Het lijdend voorwerp

Het 'lv' ondergaat de handeling in de zin.

 

Lisa en Joost van hiernaast hebben een voetbal meegenomen.

De voetbal wordt meegenomen door Lisa en Joost.

• De voetbal ondergaat de handeling. 

Het lijdend voorwerp

• Wie of wat + onderwerp + gezegde.
• Het lijdend voorwerp begint NOOIT met een voorzetsel.
• Er staat niet in elke zin een lijdend voorwerp!

Stappenplan 

1.  PV

2. Zinsdeelstrepen

3. OW

4. WG + (HW en ZW)

5. LV

Wat is het lijdend voorwerp in de volgende zinnen?

De hockeytrainer neemt een slokje water.

1. De hockeytrainer
2. Een slokje water

Tijdens oud en nieuw staken we vuurwerk af.

1. Vuurwerk
2. Oud en nieuw
3. Tijdens

De romantische komedie zag ze laatst op tv.

1. Op tv
2. Ze
3. Romantische komedie

Tip!

• Kijk naar het werkwoordelijk gezegde in de zin.
• Heeft deze een lijdend voorwerp nodig?

Let op!   

                        

Iemand loopt.                                    Iemand pakt iets.

Iemand rent.                                      Iemand zag iets.

 

Voorbeeld

Mijn zus loopt naar het station. (Iemand loopt...)

Mijn zus pakt het pak melk.  (Iemand pakt iets)

Voorbeeld

Werken?

Iemand werkt                                                   --> Hij werkt op kantoor.

Eten?

Iemand eet iets                                                --> Hij eet een appel.

Woordenschat & Formuleren

Aan de slag!

Wat? Maken oefentoets W&F.

Hoe? Zie classroom.

Tijd? T/m volgende les.

Klaar? Maken grammatica reader 2, vraag 4. 

 

Tip: Schrijf de antwoorden op een blaadje. Dat kijkt makkelijker na tijdens de volgende les. 

Huiswerk

Afmaken: oefentoets Woordenschat en Formuleren H1 t/m H3.

Nakijken: Grammatica reader 2, vraag 3. (zie classroom)