Definitieve versie, reflectie, eindreflectie en een beetje spelling

Welkom V1G
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom V1G

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
- je verbetert jouw informatieve tekst m.b.v. de feedback 
- je reflecteert op de schrijfopdracht
- je reflecteert op de ontwikkeling van jouw schrijfvaardigheid 
- je stelt vast wat je nog moet doornemen/ leren voor de toets TEA4

Slide 2 - Tekstslide

Lesprogramma
- Welkom (5 min)
- Lezen (15 min)
- Uitleg docentfeedback (5 min)
- Uitleg leestekens en hoofdletters (10 min)
- Zelfstandig werken: docentfeedback verwerken (25 min)
- PAUZE
- Zelfstandig werken: definitieve versie schrijven, reflectie, eindreflectie en keuzeopdracht bij het boek

Slide 3 - Tekstslide

Docentfeedback
- hoe deel je je tekst in alinea's in
- uitwerking opdracht: inhoud
- formulering: rode stukjes
- spelling (zoek je fouten=aantal streepjes)
- werkwoordspelling (zoek je fouten=aantal streepjes)
- leestekens en hoofdletters (Spelling H1)

Slide 4 - Tekstslide

Hoofdletters
1. Aan het begin van een zin
2. Bij namen. Toon Verbraak, Cals College, Europese Unie, Kruidvat en Noord-Holland. 
Let op: als de voornaam of voorletter ontbreekt, krijgt het eerste tussenvoegsel een hoofdletter.
3. Bij woorden die van aardrijkskundige namen zijn afgeleid: Groningse, Spaans en Zuid-Afrikaanse.
(LET OP: dagen, maanden, seizoenen en windstreken niet!!!!!!!!!!!!!!!!)

Slide 5 - Tekstslide

Leestekens
- Een zin eindigt met een .?!
- een komma gebruik je:
1. tussen twee persoonsvormen (Als Karin wint, mag ze door naar de finale)
2. voor verbindingswoorden: doordat, maar, nadat, omdat, terwijl, voordat, want, zodat, zodra.
3. in opsommingen die uit meer dan 2 delen bestaan. 
De grijze, dikke kat eet veel.
4. twee bijvoeglijke naamwoorden die bij hetzelfde zelfstandig naamwoord horen.
5. aan het eind van een citaat wanneer er nog een stuk zin achteraan komt.
“De sommen zijn best moeilijk”, zei Bram tegen zijn meester.
                                                                  Zet in het algemeen geen komma voor en en of. 

Slide 6 - Tekstslide

Welk woord krijgt een hoofdletter?
A
noorden
B
walvisstraat
C
kerstvakantie
D
hockey

Slide 7 - Quizvraag

Zijn de hoofdletters juist geplaatst?

44 mensen rijden richting het Oosten van Holland.
A
ja
B
nee

Slide 8 - Quizvraag

Neem de zin over en plaats hoofdletters en leestekens.

een 12-jarige jongen uit duitsland heeft afgelopen dinsdag de audi van zijn moeder in de prak gereden

Slide 9 - Open vraag

Welke bewering is waar?
A
Als een zin begint met een getal krijgt het woord dat volgt een kleine letter.
B
Je gebruikt aanhalingstekens bij het weergeven van gedachten.
C
Je gebruikt een kleine letter bij namen van bergen en rivieren.
D
Je gebruikt een kleine letter bij bijvoeglijke naamwoorden die van aardrijkskundige namen zijn afgeleid.

Slide 10 - Quizvraag

Wat is juist?
A
Kerstboom
B
kerstboom

Slide 11 - Quizvraag

Wat is juist?
A
woensdag
B
Woensdag

Slide 12 - Quizvraag

Wat is juist?
A
goudse kaas
B
Goudse Kaas
C
Goudse kaas

Slide 13 - Quizvraag

Schrijf over. Zet hoofdletters en leestekens waar dat moet.

ik blijf vandaag thuis omdat ik ziek ben

Slide 14 - Open vraag

Schrijf over. Zet hoofdletters en leestekens waar dat moet.
mieke uit noord-brabant heeft veel dieren kippen schapen en honden

Slide 15 - Open vraag

Juist of onjuist:
engelse drop
A
Juist
B
Onjuist

Slide 16 - Quizvraag

Juist of onjuist:
Mercedes
A
Juist
B
Onjuist

Slide 17 - Quizvraag

Wat is juist?
A
café Zeezicht
B
café zeezicht

Slide 18 - Quizvraag

Wat is juist?
A
lente
B
Lente

Slide 19 - Quizvraag

Juist of onjuist?
Ik lust een hoop groentes, zoals: broccoli, boontjes en worteltjes.
A
juist
B
onjuist

Slide 20 - Quizvraag

Zelfstandig werken
- definitieve versie informatieve tekst schrijven, 
- schrijf de reflectie op schrijfopdracht 3,
- schrijf de eindreflectie 
- maak de keuzeopdracht bij het boek af

Slide 21 - Tekstslide