In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Hoofdstuk 2
Vrijheid en gelijkheid
Slide 1 - Tekstslide
Deze toets gaat over het tijdvak 'Pruiken en Revoluties'. Maar het speelt zich niet af in precies 100 jaar. Een gedeelte speelt zich af aan het eind van de ene eeuw en een gedeelte aan het begin van een andere eeuw.
Kortom, deze toets gaat over de ....
A
16e -17e eeuw
B
17e-18e eeuw
C
18e-19e eeuw
D
19e-20e eeuw
Slide 2 - Quizvraag
Deze vraag gaat over de Pruikentijd.
Welke opmerking is juist?
A
In de 18e eeuw ging het niet goed met de Nederlandse economie, maar er was wel een kleine groep rijke families.
B
In Frankrijk moest iedereen belasting betalen.
C
In Frankrijk vormde de eerste stand het grootste deel van de bevolking.
D
Geen van de opmerkingen is juist.
Slide 3 - Quizvraag
Aanhangers van de verlichting...
A
... dachten dat je met religie (geloof) alles kunt verklaren.
B
... waren voor verdraagzaamheid, gelijkheid en vrijheid.
C
... wilden de maatschappij houden zoals deze was.
D
... geen van de genoemde antwoorden is juist.
Slide 4 - Quizvraag
De vraag gaat over de Verlichting.
Welke zin is juist?
A
Aanhangers van de verlichting geloofden dat God rechtstreeks ingreep in het leven van de mens.
B
De verlichting ontstond buiten Europa, maar de ideeën ervan werden overgenomen door westerse denkers.
C
Verlichte denkers geloofden dat alle mensen gelijk geboren waren.
D
Volgens de ideeën van de verlichting moest de vorst de absolute macht in een land hebben.
Slide 5 - Quizvraag
Bij welke stand horen de de volgende mensen. Sleep de vakjes naar de juiste stand :
Eerste Stand
Tweede Stand
Derde Stand
hoge geestelijken
een bisschop
De Koning
lage edelen
een timmerman
een rijke burger
een arme burger
ambachtslieden
Slide 6 - Sleepvraag
Vergroot de afbeelding en kies het juiste antwoord
A
A
B
B
C
C
D
D
Slide 7 - Quizvraag
Wat is de directe oorzaak van de Franse revolutie?
Slide 8 - Open vraag
Wat is de indirecte oorzaak van de Franse revolutie?
Slide 9 - Open vraag
Koppel de gebeurtenissen met de juiste jaartallen
Robespierre onthoofd einde van de terreur
Bestorming van de Bastille (begin Franse revolutie)
Bataafse Republiek wordt koninkrijk Holland
Napoleon verslagen bij Leipzig. Verbanning naar Elba
Afschaffing slavernij in Nederland
1789
1813
1863
1806
1794
Slide 10 - Sleepvraag
Wat zijn grondrechten?
Het recht op onderwijs
Het recht om te geloven wat je wilt
Het recht op een leven in vrijheid
Het recht om zakgeld te ontvangen
Het recht om een stuk grond te bezitten
Slide 11 - Sleepvraag
Klik op de afbeelding voor de vraag
A
Hij werd onthoofd in de periode van terreur
B
Hij werd onthoofd in 1799
C
Hij werd onthoofd in 1796
D
Hij werd onthoofd in 1793
Slide 12 - Quizvraag
Zet de zinnen in de juiste volgorde, begin met de gebeurtenis die het langst geleden is. Doe het zo: A-B-C- etc
Slide 13 - Open vraag
Op de afbeelding zie je dat Napoleon zichzelf tot keizer kroonde. Dit was heel ongewoon. Meestal werd dit gedaan door een paus. Bedenk waarom Napoleon zichzelf tot keizer kroonde, terwijl de paus dit normaal gesproken hoorde te doen. Gebruik in je antwoord het woord ´macht´.
Slide 14 - Open vraag
A
A
B
B
C
C
D
D
Slide 15 - Quizvraag
De volgende vragen gaan over de Franse tijd in de Nederlanden
Slide 16 - Tekstslide
Welke zin over Frankrijk in de 18e eeuw is juist?
A
De Franse maatschappij was verdeeld in twee standen.
B
Frankrijk was rijker dan Nederland en Groot-Brittannië.
C
In de pruikentijd droegen alle Fransen een pruik.
D
In Frankrijk hadden adel en geestelijkheid voorrechten.
Slide 17 - Quizvraag
De Bataafsche Republiek was een land dat bestond tussen 1795 en 1806.
Hoe heet dit land momenteel?
A
Engeland
B
Frankrijk
C
Verenigde Staten
D
Geen van de genoemde antwoorden is juist.
Slide 18 - Quizvraag
A
A
B
B
C
C
D
D
Slide 19 - Quizvraag
Deze vraag gaat over de Revolutie in Nederland.
1 Patriotten willen de democratische ideeën van de verlichting in Nederland doorvoeren. 2 Nederland wordt een provincie van Frankrijk. 3 Nederland wordt een eenheidsstaat. 4 Het Franse leger trekt Nederland binnen. 5 De patriotten worden uit Nederland verjaagd.
Zet bovenstaande zinnen in de juiste tijdsvolgorde:
A
1 --> 5 --> 4 --> 3 --> 2
B
5 --> 1 --> 2 --> 4 --> 3
C
3 --> 1 --> 4 --> 2 --> 5
D
4 --> 3 --> 1 --> 5 --> 2
Slide 20 - Quizvraag
"De .....x..... was een land op het huidige grondgebied van Nederland dat heeft bestaan van 1795 tot 1801. Op papier was het land onafhankelijk, maar in werkelijkheid stond het onder invloed van Frankrijk. Nederland kreeg in deze tijd voor het eerst een Grondwet, een vorm van democratie en werd een eenheidsstaat in plaats van 7 losse staatjes. Het land moest wel veel belasting betalen aan Frankrijk, veel Franse soldaten kleren geven en het raakte bijna al haar koloniën kwijt aan Engeland."
Bovenstaande tekst komt van Wikids. Bij .....x.... hoort de naam van een land te staan. Welke naam?
Slide 21 - Open vraag
Deze vraag gaat over de revolutie in Nederland.
De bron gaat over Nederland in de jaren:
A
1787-1795.
B
1795-1806.
C
1806-1810.
D
1810-1813.
Slide 22 - Quizvraag
Tijdens welk van deze vier periodes werd ons land de Bataafse Republief genoemd?
Tijdens welke van deze vier periodes werd ons land het Koninkrijk Holland genoemd?
Periode 1
Periode 2
Periode 3
Periode 4
Slide 23 - Sleepvraag
Deze opdracht gaat over de Franse tijd in Nederland.
Welke zin over de Franse tijd is juist?
A
Na de Franse tijd kwam een eind aan alle maatregelen die in die periode in Nederland waren ingevoerd.
B
Napoleon maakte een eind aan de democratie en maakte van Nederland een koninkrijk en later een deel van Frankrijk.
C
Het decimale stelsel, in gebruik bij meten en wegen en het tellen van geld, was al vóór de Franse tijd in Nederland ingevoerd.
D
Geen van de genoemde zinnen is juist.
Slide 24 - Quizvraag
De volgende vragen gaan over de slavernij
Slide 25 - Tekstslide
Deze opdracht gaat over de handel in slaven
Wat is het juiste antwoord?
A
De slavenhandel begon in de 17e eeuw en eindigde na vier eeuwen.
B
Slaven kregen dezelfde behandeling als andere werknemers op een plantage.
C
Slaven kregen dezelfde behandeling als andere werknemers op een plantage.
D
Slavenhandelaren verkochten mensen alsof zij producten waren.
Slide 26 - Quizvraag
Een krantenadvertentie waarin slaven te koop worden aangeboden. Er staat onder andere: ‘Op dinsdag 6 mei worden 250 goede, gezonde negers verkocht, aan boord van het schip Bance Island.’
Hoe kun je uit deze bron afleiden dat slavernij heel normaal werd gevonden?
Slide 27 - Open vraag
Welk argument gebruikten abolitionisten om hun doel te bereiken?
A
Als slaven minder wreed behandeld worden, zou er minder verzet zijn
B
De arbeid van slaven brengt maar weinig geld op
C
Slaven hebben recht op loon voor hun harde werk
D
Vrije mensen en slaven zouden dezelfde rechten moeten hebben
Slide 28 - Quizvraag
Lees de bron. Vul het juiste begrip in. Aan welk groot onrecht komt in 1863 een einde?
A
Slavernij in Groot Brittannië
B
Slavernij in Nederland
C
abolitionisme
D
De Bataafse Republiek
Slide 29 - Quizvraag
Deze vraag gaat over de afschaffing van de slavernij.
Welke zin over de bron is juist?
A
De bron is een voorbeeld van de manier waarop de meeste slavenhouders omgingen met hun slaven.
B
De maker van deze bron heeft geen mening over de gebeurtenis die hij heeft afgebeeld.
C
De slaven op deze afbeelding kregen hun vrijheid van de Fransen.
D
Geen van de genoemde zinnen is juist.
Slide 30 - Quizvraag
Op deze vraag kun je 2 punten verdienen. Zet eerst de cijfers 1 en 2 onder mekaar.
Onder invloed van welke stromingen ontstond in Groot-Brittannië het abolitionisme?