,

Begrote en werkelijke winst (H.26/30)

 Begrote en werkelijke winst 
(H.26 havo, H.30 vwo)

§1 Omzetbelasting oftewel BTW (Belasting Toegevoegde Waarde)

Ieder bedrijf ontvangt BTW over de omzet. Dit moet worden afgedragen aan de belastingdienst. Bedrijven betalen ook BTW, maar deze kunnen zij terug vorderen van de belastingdienst.

Tarieven: 21%, 9% en 0%

1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
BedrijfseconomieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4-6

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

 Begrote en werkelijke winst 
(H.26 havo, H.30 vwo)

§1 Omzetbelasting oftewel BTW (Belasting Toegevoegde Waarde)

Ieder bedrijf ontvangt BTW over de omzet. Dit moet worden afgedragen aan de belastingdienst. Bedrijven betalen ook BTW, maar deze kunnen zij terug vorderen van de belastingdienst.

Tarieven: 21%, 9% en 0%

Slide 1 - Tekstslide

BTW
Kosten en opbrengsten : 
worden altijd zonder btw bepaald/berekend.
Een ondernemer is een 'doorgeefluik' van btw: BTW is NOOIT een opbrengst en NOOIT kosten van een bedrijf.

Slide 2 - Tekstslide

BTW = omzetbelasting
BTW = Belasting over de Toegevoegde Waarde
  • Indirecte belasting 
  • 9% BTW - basisbehoeften
  • 21% BTW - overige behoeften

Verkoopprijs + btw = consumentenprijs

Slide 3 - Tekstslide

Onderneming en btw
Rekenen met btw: bedrag exclusief btw op 100% stellen.




Slide 4 - Tekstslide

Rekenen met BTW
Een spijkerbroek kost € 129,95 incl. 21% btw

  • Bereken het btw-bedrag
  • Bereken de consumentenprijs exclusief btw 
129,95/ 121 x 21 = 22,55
129,95/121 x 100 = 107,40

Slide 5 - Tekstslide

BTW: afrekening met de belastingdienst
Betaalde btw over inkopen: kan je terug ontvangen van de belastingdienst: te vorderen btw
Ontvangen btw over verkopen: deze moet je afdragen aan de belastingdienst:  te betalen btw

Slide 6 - Tekstslide

In een winkel wordt een bank verkocht voor €4820 inclusief 21% BTW. Hoeveel bedraagt de BTW?

Slide 7 - Open vraag

Je hebt boodschappen gedaan bij de Plus en hebt € 59,36 betaald incl. 9% btw. Hoeveel is de opbrengst voor Plus?
A
€62,92
B
€55,80
C
€54,46
D
€53,78

Slide 8 - Quizvraag

Omzet exclusief 21% btw is €20.280,- De betaalde btw aan leveranciers (voor inkopen) is €3832,12. Hoeveel btw moet er per saldo worden afgedragen aan de belastingdienst?
A
€3.848
B
€2.788
C
€426,68
D
€4.258,80

Slide 9 - Quizvraag

Ga nu maken:
Opgave 26.1 t/m 26.3 (havo)

Slide 10 - Tekstslide

§2 Verkoopprijs
Bij handelsonderneming is het eenvoudigst:
Inkoopprijs (excl.btw) + winstopslag = Verkoopprijs (excl.btw)

Winstopslag = 
% van de inkoopprijs (brutowinstOPSLAG)
of 
% van de verkoopprijs (brutowinstMARGE)

Slide 11 - Tekstslide

Uit je hoofd kennen:
Inkoopprijs                                        a
Brutowinstopslag  (%van a of c)     b +
Verkoopprijs excl. btw                      c
BTW (9% of 21% van c)                  d + 
Verkoopprijs incl. btw                       e

Slide 12 - Tekstslide

Ga nu maken:
Havo/SHO: opgave 26.4   (26.5)
Vwo: opgave 30.5 blz.54

Slide 13 - Tekstslide

Inkoopprijs = € 400
Winstopslag = ? 
c: Verkoopprijs ex = 774,40/ 1,21 = 640
(640-400)/400 x 100% = 60% 
Oefensom (26.5/30.5)

Slide 14 - Tekstslide

§3 Begrote winst
TERMEN:
begroot = verwacht = geschat = voorcalculatie

werkelijk = gerealiseerd = nacalculatie

Slide 15 - Tekstslide

Winstprognoses

Slide 16 - Tekstslide

Hoe verwachte nettowinst berekenen?
Berekenen met onder meer:

OMZET (= verkoopprijs x afzet)
INKOOPWAARDE (= inkoopprijs x afzet)
BRUTOWINST  (= Omzet - Inkoopwaarde v.d. omzet)
KOSTEN ( alle bedrijfskosten)

Slide 17 - Tekstslide

Verwachte winst:

Verwachte Omzet
Verwachte Inkoopwaarde -
=Verwachte Brutowinst
Verwachte Bedrijfskosten -
= Verwachte Nettowinst
Of:
Verwachte Brutowinst
Verwachte Bedrijfskosten -

Verwachte interestopbrengst -
Verwachte interestkosten 
= Financieringsresultaat +/-

= Verwachte Nettowinst

Slide 18 - Tekstslide

Financieringsresultaat
Interestopbrengsten   
Interestkosten -
Financieringsresultaat  

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

§4 Werkelijke winst
Zelfde berekeningen als §30.3 (slide 19) alleen dan moet "begroot/verwacht" vervangen worden door "werkelijk".

Slide 21 - Tekstslide

§5 Verschillenanalyse
Hierbij moet je een vergelijking maken tussen de verwachte winst en de werkelijke winst en het verschil analyseren:    

Waarom is de brutowinst hoger/lager dan verwacht?
Brutowinst = afzet x (verkoopprijs - inkoopprijs)
Verandering verkoopprijs? Verandering inkoopprijs? Verandering afzet?

Welke kosten zijn er hoger/lager dan verwacht en met hoeveel €€?

Slide 22 - Tekstslide

Nettowinst
afzet x inkoopprijs
Dit is (meestal) een percentage van de inkoopprijs
Omzet min Inkoopwaarde v.d. omzet
Brutowinst min bedrijfskosten
Interest-opbrengsten min Interestkosten
Brutowinst min Nettowinst
afzet x verkoopprijs
Dat is juist
Bedrijfs-resultaat
Inkoopwaarde v.d. omzet
Brutowinstopslag
Brutowinst
Nettowinst
Financierings-resultaat
Bedrijfskosten
Omzet
De balansposten zijn altijd exclusief btw vermeld

Slide 23 - Sleepvraag

Omzet / Afzet =
A
brutowinst
B
nettowinst
C
verkoopprijs
D
inkoopwaarde

Slide 24 - Quizvraag


De post Nettowinst hoort bij ...
A
EV
B
KVV
C
EV en KVV

Slide 25 - Quizvraag

De nettowinst is het
bruto-inkomen van de eigenaar van een eenmanszaak.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 26 - Quizvraag

Consumentenomzet is € 1.512.500(btw 21%)
inkoopwaarde van de omzet € 812.500 Nettowinst is € 37.500. Hoe hoog zijn de bedrijfskosten?


A
€ 400.000
B
€ 662.500
C
€980.125

Slide 27 - Quizvraag

De nettowinst kan stijgen door ...

A
hogere inkoopwaarde
B
hogere BTW
C
hogere bedrijfskosten
D
hogere omzet

Slide 28 - Quizvraag

Over de nettowinst betaalt de eigenaar van een eenmanszaak vennootschapsbelasting.
A
De bewering is juist.
B
De bewering is onjuist

Slide 29 - Quizvraag

Omzet = 
Afzet = 
Brutowinst =
Nettowinst = 
omzet - alle kosten (inclusief inkoopwaarde)

al het geld dat binnenkomt
omzet - inkoopwaarde
alle verkochte producten

Slide 30 - Sleepvraag

omzet
verkoopprijs
nettowinst
brutowinst
consumentenprijs
afzet × verkoopprijs =
inkoopprijs + brutowinst
verkoopprijs + btw
omzet  – inkoopwaarde
brutowinst – bedrijfskosten

Slide 31 - Sleepvraag

Welke omschrijving is juist en welke is onjuist? 
Sleep naar het juiste onderdeel
Juist
Onjuist

Nettowinst + bedrijfskosten = brutowinst
Omzet – inkoopwaarde = brutowinst
Brutowinst = nettowinst + bedrijfskosten
Omzet – nettowinst = bedrijfskosten

Slide 32 - Sleepvraag

Niet vergeten  ? 
1
2
3
4
5
Nettowinst
Bedrijfskosten
Brutowinst
Omzet
Inkoopwaarde

Slide 33 - Sleepvraag

Ga nu maken:
Havo: opgave 26.12 
en 26.13

Slide 34 - Tekstslide

Ga nu maken 
 opgave 30.9 en 30.11 (vwo)

Slide 35 - Tekstslide