Mehrzahl der Substantive

Deze opdracht is een  tussenevaluatie van jullie kennis en kunde in de toepassing van het meervoud van de zelfstandige naamwoorden. 
1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

Deze opdracht is een  tussenevaluatie van jullie kennis en kunde in de toepassing van het meervoud van de zelfstandige naamwoorden. 

Slide 1 - Tekstslide

Kies bij de volgende opdrachten het juiste antwoord.

Slide 2 - Tekstslide

Het meervoud van
der Schrank
A
die Schranke
B
die Schränke

Slide 3 - Quizvraag

Het meervoud van
der Grund
A
die Gründe
B
die Grunden

Slide 4 - Quizvraag

het meervoud van
der Raum
A
die Raumer
B
die Räume

Slide 5 - Quizvraag

het meervoud van
der Schlüssel
A
die Schlüssel
B
die Schlüsseln

Slide 6 - Quizvraag

Het meervoud van
der Laden
A
die Laden
B
die Läden

Slide 7 - Quizvraag

het meervoud van
der Beruf
A
die Berufe
B
die Berüfe

Slide 8 - Quizvraag

het meervoud van
die Frau
A
die Frauen
B
die Fraue

Slide 9 - Quizvraag

met meervoud van
die Folge
A
die Folgen
B
die Folger

Slide 10 - Quizvraag

het meervoud van
die Kraft
A
die Kraften
B
die Kräfte

Slide 11 - Quizvraag

het meervoud van
die Auskunft
A
die Auskunften
B
die Auskünfte

Slide 12 - Quizvraag

het meervoud van
die Kollegin
A
die Kolleginen
B
die Kolleginnen

Slide 13 - Quizvraag

het meervoud van
die Wildnis
A
die Wildnisse
B
die Wildnissen

Slide 14 - Quizvraag

her meervoud van
die Nachricht
A
die Nachrichten
B
die Nachrichte

Slide 15 - Quizvraag

het meervoud van
die Kamera
A
die Kameren
B
die Kameras

Slide 16 - Quizvraag

het meervoud van
die Stadt
A
die Städte
B
die Stadten

Slide 17 - Quizvraag

Zet de woorden tussen de haakjes  in het meervoud 

Slide 18 - Tekstslide

In einigen (Tag) beginnen die Ferien.

Slide 19 - Open vraag

Dieser Politiker hat viele (Feind).

Slide 20 - Open vraag

Der Streik legt viele (Betrieb) still.

Slide 21 - Open vraag

Diese Lebensmitteln erhalten giftige (Stoff).

Slide 22 - Open vraag

Er schreibt regelmäßig (Artikel) für die Zeitung

Slide 23 - Open vraag

Ich wasche mir die (Hand) und das Gesicht.

Slide 24 - Open vraag

Pro Monat haben wir 4 (Stunde) Besprechung.

Slide 25 - Open vraag

Die Regierung will die (Steuer) erhöhen

Slide 26 - Open vraag

Für diese Arbeit braucht man gute (Sprachkenntnis)

Slide 27 - Open vraag

Ende

Slide 28 - Tekstslide

Meervoud van zelfstandige nw
onzijdig

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

uitgang -e
das Jahr  --> die Jahre
das Telefon  --> die Telefone 

Slide 32 - Tekstslide

das Schwein
A
die Schweine
B
die Schweiner

Slide 33 - Quizvraag

das Schaf
A
die Schafe
B
die Schäfer

Slide 34 - Quizvraag

eindigt das-woord op -el, -en of -er, -chen, -lein
geen verandering in het meervoud
das Muster --> die Muster
das Mittel --> die Mittel

Slide 35 - Tekstslide

meervoud van
das Unternehmen
A
die Unternehmens
B
die Unternehmen

Slide 36 - Quizvraag

meervoud van
das Zimmer
A
die Zimmeren
B
die Zimmer

Slide 37 - Quizvraag

das-woorden op -is
krijgen -se als uitgang

das Ereignis - die Eregnisse

Slide 38 - Tekstslide

meervoud van
das Ergebnis
A
die Ergebnissen
B
die Ergebnisse

Slide 39 - Quizvraag

meervoud van
das Gefängnis
A
die Gefängnisse
B
die Gefangenissen

Slide 40 - Quizvraag

das-woorden die met ge- beginnen en op -e eindigen blijven in het meervoud hetzelfde.

Slide 41 - Tekstslide

meervoud van
das Gebäude

Slide 42 - Open vraag

Slide 43 - Tekstslide

Slide 44 - Tekstslide

uitgang -er + Umlaut (blz. 19)
1. woorden in het NL een meervoudsvorm hebben met -eren
das Blatt --> die Blätter (de bladeren)
2. een aantal andere woorden (das Buch, das Dach, das Haus, das Land usw. )

Slide 45 - Tekstslide

das-woorden die -n of -en krijgen

das Auge --> die Augen
das Bett --> die Betten
das Ende --> die Enden

Slide 46 - Tekstslide

Hausaufgabe
1. Auftrag 3, blz.  25-26
2. das Hören - das dritte Geschlecht  (siehe It's  Learning)



Slide 47 - Tekstslide