Past continuous + herhaling grammar

Past continuous + herhaling
Past continuous
Past simple
Present simple
Present continuous

1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 25 min

Onderdelen in deze les

Past continuous + herhaling
Past continuous
Past simple
Present simple
Present continuous

Slide 1 - Tekstslide

Past continuous
- Je gebruikt P.C. om aan te zeggen dat iets in het verleden een tijd duurde of aan de gang was
- was/were + hele ww + ing
-Most of the guests were dancing

Slide 2 - Tekstslide

Past continuous - spelling
1. Ww eindigt op -e = weglaten. To lose --> losing
2. Ww eindigt op medeklinker + 1 klinker = verdubbelen. To run     --> running. behalve bij een W of X (to snow --> snowing)
3. Ww eindigt op -ie = y. To die --> dying

Slide 3 - Tekstslide

I (...) as quickly as I could
(to run)

Slide 4 - Open vraag

I (...) the bride
(to watch)

Slide 5 - Open vraag

Dad (...) my bike
(to fix)

Slide 6 - Open vraag

The cat (...) when we found her
(to die)

Slide 7 - Open vraag

We (...) in the living room
(to sit)

Slide 8 - Open vraag

You (...) weren't you?
(to lie)

Slide 9 - Open vraag

Verschil past simple/continuous
Past simple = iets is in het verleden gebeurd, vaak simpele feitjes of acties. I climbed a mountain
Past continuous benadrukt dat de actie in het verleden een tijdje duurde. Vaak terwijl er nog iets anders gebeurde


Slide 10 - Tekstslide

Signaalwoorden 
Waar kan ik de past simple/continuous (meestal) aan herkennen?
Past simple: when, yesterday, last week, last year, three days ago, a long time ago, in 1989, etc.
Past continuous: while, at the same time.


Slide 11 - Tekstslide

She (...) with her brother
(to play) - past simple

Slide 12 - Open vraag

We (...) the match yesterday
(to watch) - past simple

Slide 13 - Open vraag

I (...) very strongly, when I ran up that hill. (to breathe) - past continuous

Slide 14 - Open vraag

Present simple + continuous
Present simple - gewoonten/regelmaat/feiten/permanente situaties
My sister often makes muffins
present continuous - bezig op het moment dat je er over praat/tijdelijke situaties
I'm riding my bike right now

Slide 15 - Tekstslide

present simple:
I (...) my favourite song everyday - to sing

Slide 16 - Open vraag

present simple:
Bart always (...) his nails
- to bite

Slide 17 - Open vraag

present continuous:
She (...) up
-to wake up

Slide 18 - Open vraag

present continuous:
He (...) at me at the moment
(to laugh)

Slide 19 - Open vraag