Liberalen: Aanhanger van een politieke stroming die vindt dat het volk veel vrijheid en macht moet hebben en dat de rol van de overheid klein moet zijn.
Protestanten /Katholieken: vonden het geloof erg belangrijk. Zij wilden graag hun eigen scholen oprichten.
Socialisten: wamen op voor de belangen van de arbeiders. Zij wilden het verschil tussen arm en rijk kleiner maken. Zij zetten zich in voor wetten die de arbeiders beschermden tegen uitbuiting.