De trappen van vergelijking in de Duitse taal

De trappen van vergelijking in de Duitse taal
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

De trappen van vergelijking in de Duitse taal

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het einde van deze les kun je uitleggen hoe de trappen van vergelijking in de Duitse taal gemaakt worden en kun je deze toepassen in ten minste 6 verschillende zinnen.

Slide 2 - Tekstslide

Wat weet jij al over de trappen van vergelijking?
Ken je ze ook al in het Duits?

Slide 3 - Woordweb

Wat zijn de trappen van vergelijking?
De trappen van vergelijking zijn vormen van een bijvoeglijk naamwoord of een bijwoord waarmee een bepaalde gradatie wordt uitgedrukt.
De trappen van vergelijking bestaan uit: 

de Positiv (= de stellende trap), 
de Komparativ (= de vergrotende trap) en 
de Superlativ (= de overtreffende trap).

Slide 4 - Tekstslide

Der 'Positiv' (= de stellende trap)
De Positiv is de standaardvorm van een bijvoeglijk 
naamwoord of bijwoord en wordt gebruikt om een eigenschap te beschrijven zonder te vergelijken. 

Beispiel: 
schön (= mooi).

Slide 5 - Tekstslide

Der 'Komparativ'
Bij de Komparativ wordt een ding met één ander ding vergeleken. Het wordt gevormd door '-er' achter het bijvoeglijk naamwoord te plaatsen. 
Beispiel:
schön - schöner
(mooi - mooier)

Slide 6 - Tekstslide

Der 'Superlativ'
Bij de Superlativ wordt één ding vergeleken 
met de rest (van de groep)
Het wordt gevormd door 'am' vóór en -sten achter de stellende trap te plaatsen.
am stellende trap +'-sten' 
Beispiel: am schönsten (het mooist).

Slide 7 - Tekstslide

Zusammenfassung Steigerungsstufen
Positiv                schön
                Komparativ      schöner           
                 Superlativ        am schönsten

Slide 8 - Tekstslide

Uitzonderingen

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Samenvatting
Je hebt geleerd hoe de trappen van vergelijking in de Duitse taal gemaakt worden en je kunt deze toepassen in ten minste 6 verschillende zinnen.

Slide 12 - Tekstslide

Oefenen Steigerungsstufen
Pak je wisbordje 

Schrijf op jouw wisbordje wat volgens jou het juiste antwoord is.
Per juist ingevuld item kan je 1 punt scoren. Houd je score (juist beantwoorde vragen) bij.

Slide 13 - Tekstslide

1. Wer von euch kann ................. singen?

 (gut --> Superlativ / overtreffende trap)

Slide 14 - Tekstslide

2. Ich kaufe mir ......1....... (oft , Komparativ/ vergrotende trap) neue Schuhe ......2........(als / wie) meine Schwester.

Slide 15 - Tekstslide

3. Wie ........ ist Alex?
A
älter
B
alt
C
am ältesten
D
alter

Slide 16 - Quizvraag

4. Arjan ist genauso groß .............. (wie/ als?) ich.


Slide 17 - Tekstslide

5. Peter ist ........................ als Maud.
(stellende trap: jung ----> Komparativ/ vergrotende trap)

Slide 18 - Tekstslide

6. Wer ist ....................... (schnell, Superlativ), der Hase oder der Igel?

Slide 19 - Tekstslide

Samenvatting
Je hebt geleerd hoe de trappen van vergelijking in de Duitse taal gemaakt worden en je kunt deze toepassen in ten minste 6 verschillende zinnen.

Slide 20 - Tekstslide

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 21 - Open vraag

Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 22 - Open vraag

Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 23 - Open vraag