Oefenen spelling vdw blok 4

Oefenen spelling blok 4
voltooid deelwoord

Je gaat met deze oefentoets
zelfstandig werken.
Denk goed na en werk geconcentreerd
Ben je klaar dan meld je je af.

Succes







1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Oefenen spelling blok 4
voltooid deelwoord

Je gaat met deze oefentoets
zelfstandig werken.
Denk goed na en werk geconcentreerd
Ben je klaar dan meld je je af.

Succes







Slide 1 - Tekstslide

4.8 Voltooid deelwoord (vdw)

  • begint vaak met ge-, ver- of be-
  • Staat nooit alleen in een zin, 
    altijd samen met een pv van hebben, worden of zijn

  • Bijvoorbeeld:
  • Zij is gevonden                          De jongen is verdwaald
  • De muur wordt geverfd         Het heeft de hele dag geregend   
  • Hij heeft gefietst                      Ik heb die film al gekeken

Slide 2 - Tekstslide

4.8 Hoe spel je het voltooid deelwoord (vdw)?

  • Meestal kan je dat wel goed horen.
  • Bijvoorbeeld bij:
  • Ik heb die film al gekeken                     - (kijken)
  • Zij is gevonden                                          - (vinden)
  • De heeft in zijn mand gelegen           - (liggen)

  • Maar bij sommige voltooid deelwoorden is dat niet zo makkelijk te horen.

Slide 3 - Tekstslide

4.8 Hoe spel je het voltooid deelwoord (vdw)?

  • Maar soms kan je het niet goed horen.
  • Vooral wanneer het voltooid deelwoord eindigt met een  't'-klank.
  • Je hoort dan niet of je 't' of een 'd' schrijft
  • Bijvoorbeeld bij: 
  • De muur wordt geverfd.                              - (verven)
  • Hij heeft gefietst.                                            - (fietsen)
  • De man is  getrouwd.                                    - (trouwen)

  • Daar zijn 2 oplossingen voor!

Slide 4 - Tekstslide

4.8 Hoe spel je het voltooid deelwoord (vdw)?

  • Oplossing 1:   Maak het voltooid deelwoord langer
  • - verdwaald      ->  wordt:   verdwaalde      ->   je hoort duidelijk een 'd'
  • - getrouwd       ->  wordt:   getrouwde        ->   je hoort duidelijk een 'd'
  • - gewerkt          ->  wordt:   gewerkte           ->   je hoort duidelijk een 't'

  • Oplossing 2: gebruik 't Kofschip X

Slide 5 - Tekstslide

Hoe werkt 't kofschip X
bij het voltooid deelwoord

De stappen
Voorbeeld
1. Je hebt een werkwoord
missen
2. je neemt de 'stam'
dat is het hele ww -en
dus 'miss' 
3. Wat is de laatste letter van de stam?
de laatste letter van miss = s
4. Zit deze letter in 't kofschip X?
ja     dan t
5. Voltooid deelwoord (vdw) is dan 
Hij heeft gemist.

Slide 6 - Tekstslide

Hoe werkt 't kofschip X
bij het voltooid deelwoord
De stappen
Voorbeeld
1. Je hebt een werkwoord
verhuizen
2. je neemt de 'stam'
dat is het hele ww -en
dus 'verhuiz' 
3. Wat is de laatste letter van de stam?
de laatste letter van verhuiz = z
4. Zit deze letter in 't kofschip X?
nee    dan d
5. Voltooid deelwoord (vdw) is dan 
Ik ben verhuisd.

Slide 7 - Tekstslide

4.8 Hoe spel je het voltooid deelwoord (vdw)?

  • - denk aan : ik ben ge....... of ik ik heb ge........
  • - wat hoor je? t of d?
  • - twijfel je? Maak het vdw langer
  • - twijfel je dan nog?
  • - gebruik 't Kofschip X

Slide 8 - Tekstslide

Oefenen met het voltooid deelwoord (vdw) 1?

Schrijf bij de zinnen hierna alleen het voltooid deelwoord op van het werkwoord (..) 

Slide 9 - Tekstslide

Schrijf het voltooid deelwoord op van de zin:

Dierendag wordt sinds 1930 ___________ (vieren).

Slide 10 - Open vraag

Schrijf het voltooid deelwoord op van de zin:

Op 4 oktober is Franciscus van Assisi __________ (sterven).

Slide 11 - Open vraag

Schrijf het voltooid deelwoord op van de zin:

Hij kwam uit een rijke familie.
Zijn vader en opa hebben altijd een kledingwinkel __________ (hebben).

Slide 12 - Open vraag

Schrijf het voltooid deelwoord op van de zin:

Maar Franciscus wilde niet meer rijk zijn.
Hij heeft alle rekeningen _______ (betalen).

Slide 13 - Open vraag

Schrijf het voltooid deelwoord op van de zin:

Ook heeft hij veel van zijn geld aan de armen ________ (geven)

Slide 14 - Open vraag

Schrijf het voltooid deelwoord op van de zin:

Hij woonde in grotten, at wat hij kreeg van mensen en droeg simpele kleren. Vroeger werd vaak een bijzonder verhaal ___________ (vertellen).

Slide 15 - Open vraag

Schrijf het voltooid deelwoord op van de zin:

Franciscus heeft een keer met een wolf __________ (spreken).

Slide 16 - Open vraag

Schrijf het voltooid deelwoord op van de zin:

De wolf had veel mensen ______________ (aanvallen).

Slide 17 - Open vraag

Schrijf het voltooid deelwoord op van de zin:

De wolf luisterde naar hem en heeft de mensen met rust _______ (laten).

Slide 18 - Open vraag

Schrijf het voltooid deelwoord op van de zin:

Daarom is Dierendag naar Franciscus ____________ (vernoemen).

Slide 19 - Open vraag

Schrijf het voltooid deelwoord op van de zin:

Dierendag wordt sinds 1930 ___________ (vieren).

Slide 20 - Open vraag

4.8 Hoe spel je het voltooid deelwoord (vdw)?

  • - denk aan : ik ben ge....... of ik ik heb ge........
  • - wat hoor je? t of d?
  • - twijfel je? Maak het vdw langer
  • - twijfel je dan nog?
  • - gebruik 't Kofschip X

Slide 21 - Tekstslide

Oefenen met het voltooid deelwoord (vdw) 2 ?

Schrijf bij de zinnen hierna de persoonsvorm én het voltooid deelwoord op van het werkwoord (..) 

Slide 22 - Tekstslide

Schrijf de persoonsvorm én het voltooid deelwoord op van de zin:

Het ________ (hebben) de hele morgen ________ (regenen).

Slide 23 - Open vraag

Schrijf de persoonsvorm én het voltooid deelwoord op van de zin:

Ik ____ (hebben) door de regen _________ (fietsen).

Slide 24 - Open vraag

Schrijf de persoonsvorm én het voltooid deelwoord op van de zin:

Ik ________ (zijn) helemaal nat _________ (worden).

Slide 25 - Open vraag

Schrijf de persoonsvorm én het voltooid deelwoord op van de zin:

Daarna ______ (hebben) ik warme chocolademelk ______ (krijgen).

Slide 26 - Open vraag

Schrijf de persoonsvorm én het voltooid deelwoord op van de zin:

Mijn broertje ________ (zijn) bij oma _____________ (blijven).

Slide 27 - Open vraag

Schrijf de persoonsvorm én het voltooid deelwoord op van de zin:

Hij ________ (zijn) de hele week ziek _________ (zijn).

Slide 28 - Open vraag

Schrijf de persoonsvorm én het voltooid deelwoord op van de zin:

Mijn ouders ________ (hebben) de hele week __________ (werken).

Slide 29 - Open vraag

Schrijf de persoonsvorm én het voltooid deelwoord op van de zin:

Mijn broertje ___________ (hebben) veel op de bank _________ (liggen).

Slide 30 - Open vraag

Schrijf de persoonsvorm én het voltooid deelwoord op van de zin:

Hij _________________ (hebben) allemaal films _____________ (kijken).

Slide 31 - Open vraag

Schrijf de persoonsvorm én het voltooid deelwoord op van de zin:

Volgens mij ________ (hebben) hij zich prima ________ (vermaken).

Slide 32 - Open vraag

Je bent nu klaar 

Lever je toets in en meld je af.

Tot morgen

Slide 33 - Tekstslide