Hulpwerkwoorden komen voor in elke zin met meer dan 1 werkwoord. Ze 'helpen' om het gezegde te maken: hebben, kunnen, mogen, moeten, willen, worden, zijn, zullen.
Bij het tankstation heeft de chauffeur een krant gekocht.
Gezegde: heeft gekocht. 'Heeft' helpt om het gezegde te maken, dus hww. 'Gekocht' = zww