WRE 2TN - Meer dan Lezen - Herhaling lj. 1

- Pak je materiaal voor;
- Inloggen LessonUp.
§1 Herhaling lj. 1
Voordat we beginnen:
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

- Pak je materiaal voor;
- Inloggen LessonUp.
§1 Herhaling lj. 1
Voordat we beginnen:

Slide 1 - Tekstslide

Planning

Uitleg werkwoordspelling 

Zelfstandig met de oefeningen aan de slag
P L A N N I N G
Cursus 1 - Meer dan lezen
1. Lesdoelen
2. Wat leer je in Cursus 1?
3. Herhaling leerjaar 1
4. Zelfstandig werken
5. Afronden

Slide 2 - Tekstslide

  • Je weet wat je kunt verwachten van Cursus 1
  • Je hebt de begrippen onderwerp, synoniem, tussenkopje, inleiding, kern, slot, alinea, tekstsoort en tekstdoel herhaald.
Lesdoelen

Slide 3 - Tekstslide

Waar denk jij aan bij 'leesvaardigheid'?

Slide 4 - Woordweb

Slide 5 - Tekstslide

Wat moet je al weten?
onderwerp van de tekst
synoniem
tussenkopjes
inleiding-kern-slot
alinea's
tekstsoorten
doel van de tekst

Slide 6 - Tekstslide


Het onderwerp van een tekst



Elke tekst gaat ergens over. Dat noem je het onderwerp van de tekst. Het onderwerp kun je in een paar woorden omschrijven. Je beschrijft dan waar de tekst over gaat.

Slide 7 - Tekstslide

Welke vraag stel je jezelf om achter het onderwerp van de tekst te komen?
A
Wat wordt er gezegd over het onderwerp?
B
Wat vind de schrijver van het onderwerp?
C
Waar gaat de tekst over?
D
Wat is het tekstdoel van deze tekst?

Slide 8 - Quizvraag

Wat is het onderwerp
van deze tekst?

Slide 9 - Open vraag

Synoniemen
Woorden die ongeveer hetzelfde betekenen, noem je synoniemen.

Vaak kun je de betekenis van een moeilijk woord vinden door verder te lezen.
Verderop in de tekst kom je dan een synoniem tegen van het moeilijke woord.

Slide 10 - Tekstslide

Wat is een synoniem?
A
moeder - mama
B
oma - moeder
C
vader - moeder
D
papa - mama

Slide 11 - Quizvraag

Wat is een synoniem?
A
bank - bank
B
oma - grootmoeder
C
echt - nep
D
duif - vogel

Slide 12 - Quizvraag

Wat is een synoniem?
A
Bril-vergrootglas
B
Kaal-haarloos
C
Trui- t-shirt
D
Hal-garage

Slide 13 - Quizvraag

Tussenkopjes
Soms hebben alinea's in het middenstuk ook tussenkopjes.
Een tussenkopje is een titel boven een alinea.
Een tussenkopje helpt vaak bij het deelonderwerp.

Slide 14 - Tekstslide

Een tussenkopje
Een tussenkop is een titel dat boven een deel van een tekst staat.

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Inleiding - Kern -Slot

Slide 17 - Tekstslide

Inleiding - kern - slot

Slide 18 - Tekstslide

Wat is de functie van de inleiding?
A
Geeft een samenvatting
B
Maakt de lezer nieuwsgierig
C
Sluit het onderwerp af
D
Introduceert het onderwerp

Slide 19 - Quizvraag

Wat is de rol van het slot?
A
Sluit de tekst af
B
Introduceert nieuwe ideeën
C
Herhaalt de inleiding
D
Geeft een conclusie

Slide 20 - Quizvraag

Wat is een alinea?
  • Zinnen die bij elkaar horen.
  • Zinnen die over hetzelfde deelonderwerp gaan.

  • De inleiding is een alinea.
  • Het middenstuk bestaat vaak uit meer alinea's.
  • Het slot is een alinea.

Slide 21 - Tekstslide

Alinea
Een tekst is in stukjes verdeeld. Zo'n stukje is een alinea.

Alinea 
- begint op een nieuwe regel
- springt de eerste regel van de alinea in
- begint na een witregel

Slide 22 - Tekstslide

Uit hoeveel alinea's bestaat deze tekst?
A
4 alinea's
B
5 alinea's
C
6 alinea's
D
7 alinea's

Slide 23 - Quizvraag

Tekstdoelen en tekstsoorten


Een schrijver van een tekst wil iets bereiken met zijn tekst. Hij heeft een tekstdoel. In totaal zijn er vijf tekstdoelen: amuseren, informeren, instueren, overtuigen, activeren.
Bepaal wat het belangrijkste is wat de schrijver met de tekst wil bereiken. Zo kom je erachter met welke tekstsoort je te maken hebt. Lees je bijvoorbeeld een nieuwsbericht of een gebruiksaanwijzing?

Slide 24 - Tekstslide

amuseren
  • Een schrijver die als doel amuseren heeft, wil dat jij je vermaakt.
  • Denk aan tekstsoorten als verhalen, moppen, stripboeken
    of tijdschriften.
Tekstdoelen en tekstsoorten

Slide 25 - Tekstslide

informeren
  • Een schrijver die als doel informeren heeft, wil dat jij iets te weten komt. 
  • Denk aan tekstsoorten als nieuwsberichten en schoolboeken en artikelen.
Tekstdoelen en tekstsoorten

Slide 26 - Tekstslide

instrueren
  • Een schrijver die als doel instrueren heeft, wil dat jij leert hoe je iets moet doen.
  • Denk aan tekstsoorten als gebruiksaanwijzingen, recepten en spelregels.
Tekstdoelen en tekstsoorten

Slide 27 - Tekstslide

overtuigen
  • Een schrijver die als doel overtuigen heeft, wil dat jij zijn mening overneemt.
  • Denk aan tekstsoorten als recensies van een boek of film, een betoog, een ingezonden brief.
Tekstdoelen en tekstsoorten

Slide 28 - Tekstslide

activeren
  • Een schrijver die als doel activeren heeft, wil dat jij iets (wel of niet) gaat doen.
  • Denk aan tekstsoorten als advertenties, flyers en adviezen.
Tekstdoelen en tekstsoorten

Slide 29 - Tekstslide

Sleep de tekstsoorten naar het juiste tekstdoel
Overtuigen
Informeren
Instrueren

Slide 30 - Sleepvraag

1 Welk tekstdoel hoort bij de tekstsoort? Sleep de tekstsoorten naar de juiste tekstdoelen.
activeren
amuseren
instrueren
overtuigen
recept
recensie
reclamefolder
roman

Slide 31 - Sleepvraag

Zelfstandig werken
Wat:
Maak de herhaling van leerjaar 1 in de online methode. 
Cursus 1 - Meer dan lezen - §1 Herhaling leerjaar 1
Hoe:
Zelfstandig. 
Hulp:
De 4 B's (poster whiteboard
Tijd:
Tot het einde van deze les
Klaar:
Kiezen uit:
- Maak §2, 3 of 4 van Brug Meestromen (online methode)
- Begin alvast met §2
ZELFSTANDIG WERKEN

Slide 32 - Tekstslide