8-6

intro The Troubles 
Ik kan de past simple en de present perfect van elkaar onderscheiden
grammar past simple vs present perfect  
Engels 
Les 1: Maak: Unit 4 lesson 2 opdracht 6,7,8. Klaar? -> opdracht 13
Les 2: Luisterfragmenten
hoe ging het?
Werk afmaken 
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

intro The Troubles 
Ik kan de past simple en de present perfect van elkaar onderscheiden
grammar past simple vs present perfect  
Engels 
Les 1: Maak: Unit 4 lesson 2 opdracht 6,7,8. Klaar? -> opdracht 13
Les 2: Luisterfragmenten
hoe ging het?
Werk afmaken 

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

grammar

Slide 3 - Tekstslide

I....(walk) to school this morning
A
walk
B
walkd
C
walked
D
walks

Slide 4 - Quizvraag

She ...(finish) all the exercises.
A
finish
B
finishd
C
finished
D
Fanash

Slide 5 - Quizvraag

The bus ... (stop) a minute ago
A
stop
B
stopd
C
stoped
D
stopped

Slide 6 - Quizvraag

He...(step) in dog poo yesterday.
A
Stap
B
Stepped
C
Steped
D
Stepd

Slide 7 - Quizvraag

The past simple
Iets wat in het verleden is gebeurd en nu afgelopen is.
1. Gewone zin (+)
         - regelmatige werkwoorden                       ww + -ed
         - onregelmatige werkwoorden                 eigen vorm 
2. Ontkennende zin (-)                                            did not + hele ww
3. Vragende zin (?)                                                    did + hele ww
4. Bijzonder: To be

Slide 8 - Tekstslide

Onregelmatige werkwoorden
wat is de past simple van:
to do

Slide 9 - Open vraag

Onregelmatige werkwoorden
wat is de past simple van:
to know

Slide 10 - Open vraag

Onregelmatige werkwoorden
wat is de past simple van:
to bring

Slide 11 - Open vraag

Onregelmatige werkwoorden
wat is de past simple van:
to think

Slide 12 - Open vraag

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

PRESENT PERFECT
Gebruik Present Perfect:
1. iets is in het verleden begonnen en is nu nog aan de gang.
2. iets is in het verleden gebeurd en je merkt nu nog het resultaat.

Voorbeelden:
1. I have lived in New York for seven years now.
    Ik woon al zeven jaar in New York. --> in het verleden begonnen en nog steeds bezig.

2. I have painted the door.
     Ik heb de deur geschilderd. --> in het verleden gedaan en je merkt nu nog resultaat.

Slide 16 - Tekstslide

SIGNAALWOORDEN
  • JUST - NET
  • ALREADY - AL
  • YET - AL (IN VRAAGZINNEN)
  • NOT YET - NOG NIET
  • ALWAYS - ALTIJD AL
  • NEVER - NOOIT
  • EVER - OOIT
  • SINCE - SINDS
  • FOR - (NU) AL
  • (FOR) HOW LONG? - HOE LANG

Slide 17 - Tekstslide

Maak zelf een goedlopende zin met de Present Perfect.

Slide 18 - Open vraag

Hoe vorm je de Present Perfect?
A
stam + ED
B
met het derde rijtje van de irregular verbs
C
stam + S bij he / she / it
D
met has / have + voltooid deelwoord

Slide 19 - Quizvraag

Welke zin staat in de Present Perfect?
A
My cat finally caught the mouse.
B
His cat hasn't caught a mouse since last year.
C
My dog never catches anything.
D
Did you get caught?

Slide 20 - Quizvraag

Welke zin staat in de Present Perfect?
A
She goes home at 8 o'clock.
B
He fell off his bike.
C
She has caught ten balls so far.
D
They worked all day yesterday.

Slide 21 - Quizvraag

Aan de slag
Maak: Unit 4 lesson 2 opdracht 6,7,8

Klaar? -> opdracht 13

timer
1:00

Slide 22 - Tekstslide