Mi gente 4V

Unidad 3 "Mi gente"
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Unidad 3 "Mi gente"

Slide 1 - Tekstslide

familiewoorden

Slide 2 - Woordweb

kijk/luisteropdracht
Je gaat zo een filmpje kijken waarin Eva (in de ondertiteling iba) haar ouders vragen stelt over hun familieleden. Ze vraagt naar de namen & leeftijden. Probeer alle vragen te noteren in je schrift.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

¿Cuántos hermanos tienes? 
¿Cómo se llaman tus hermanos?
¿Cuántos años tiene tu hermana?
¿está casado?
No, soltero.
Dos
dieciocho.
Susana y Jorge.

Slide 5 - Sleepvraag

¿Cuántos hermanos tienes?
Geef antwoord in een hele zin!

Slide 6 - Open vraag

¿Cómo se llaman tus hermanos?
Geef antwoord in een hele zin.
Geen "hermanos"? gebruik dan "primos".

Slide 7 - Open vraag

¿Cuántos años tienen?
Geef antwoord in een hele zin.
Geen "hermanos"? gebruik dan "primos".

Slide 8 - Open vraag

Start unidad 3

TB 1, p. 29
TB 2, p. 30
TB 3, p. 30


WB 1, p. 29
WB 2, p. 29
WB 3, p. 29
WB 4, p. 30
TB 1
TB 3

Slide 9 - Tekstslide

Volgorde?

Foto 1 (Mateo)
Foto 2 (Juan)
Foto 3 (Ana María)
Foto 4 (Mamá, Clarita y Mirta)

Slide 10 - Tekstslide

Mi familia
Mis padres se llaman Laurens y Pauline. Tienen 70 años y viven en el Betuwe en una finca. Tengo tres hermanos, Samuel, Peter-Paul y Christiaan. Mi hermano mayor, Samuel, tiene tres hijos.
Mis sobrinos se llaman Sara, Simcha y Tilly. Mis hermanos menores todavía no tienen hijos. Mi hermano Christiaan vive en Suecia con su novia Johanna. Tengo bastantes tíos maternos: cuatro! Tengo once primos.  Tengo dos tíos paternos que no tienen hijos. Mis abuelos murieron hace mucho tiempo.

Slide 11 - Tekstslide

Vertaal de volgende woorden:

1. mayor 2. menor 3. materno 4. paterno

Slide 12 - Open vraag

Je gaat nu een wat langer tekstje schrijven over je familie. Hierin moeten de volgende woorden voorkomen: padres/madre/padre, hermanos, abuelos, tíos, primos. Noem bij sommige personen woonplaats (Vive(n) en), leeftijd (tiene(n) ... años) en de namen: (Se llama(n))....

Slide 13 - Open vraag

Uitleg bezittelijke voornaamwoorden
Bezittelijk voornaamwoorden.
Kun je er al één (of meer) noemen?
".... casa es .... casa" 

Su (s) heeft dus wel vier betekenissen!
Welke?


Slide 14 - Tekstslide

Bezittelijke voornaamwoorden in het Spaans

Slide 15 - Tekstslide

Vertaal nu de volgende woordgroepen:
1. hun zus 4. jullie kleindochter
2. jouw grootouders 5. mijn kinderen
3. onze oom 6. uw neefjes

Slide 16 - Open vraag

TB 5, p. 31 
Gesprekje familie in duo's. 
Stel minimaal de vier vragen in het boek.

Slide 17 - Tekstslide

Getallen 0-100

Slide 18 - Tekstslide

1. Ben je tevreden over je cijfer?
waarom wel/ niet?
2. Heb je de proeftoets gemaakt?
Zo ja: hoe ging die?
3. Wat heb je nodig in de toekomst om (nog) beter te scoren?





Herhalen bezittelijk vnw:
WB 5, p. 30
Herhalen getallen:
WB 16, p. 34

Personen beschrijven:
TB 10, p. 33
TB 11, p. 33
WB 8, p. 31
WB 9, p. 31
WB 10, p. 32

Slide 19 - Tekstslide

Maak nu WB 1 t/m 3 op p. 29 en stuur je foto in.

Slide 20 - Open vraag

Maak nu WB 4 & 5 op p. 30 en stuur je foto in.

Slide 21 - Open vraag

Posesivos
bezittelijk vnw.

Slide 22 - Woordweb

Ser/estar = zijn
In het Spaans heb je twee werkwoorden die zijn betekenen.
Je moet leren in welke situatie je ser/estar gebruikt.
Lees de zinnen van TB 6, p.31 en probeer erachter te komen wanneer je wat gebruikt.

Slide 23 - Tekstslide

¿Cómo te llamas?
....... Ana.
A
Soy
B
Estoy

Slide 24 - Quizvraag

........ de Naarden.
A
Soy
B
Estoy

Slide 25 - Quizvraag

........ en clase.
A
Estamos
B
Somos

Slide 26 - Quizvraag

La señora Smits ..... profesora de español.
A
es
B
está

Slide 27 - Quizvraag

¿Cómo ...... hoy?
A
eres
B
estás

Slide 28 - Quizvraag

Madrid ..... la capital de España.
A
es
B
está

Slide 29 - Quizvraag

Madrid ..... en el centro de España.
A
es
B
está

Slide 30 - Quizvraag

Bij namen, nationaliteiten, beroepen en definities gebruik je....
A
ser
B
estar

Slide 31 - Quizvraag

Bij plaatsen en gemoedstoetstanden gebruik je...
A
ser
B
estar

Slide 32 - Quizvraag

Vul nu in voor jezelf:
.... + naam, ..... + nationaliteit, .... + estudiante de secundaria, ... simpático/a, .... en clase, hoy .... bien/cansado/a/fatal.

Slide 33 - Open vraag

CIFRAS - CIJFERS
TB 7, p. 32
Getallen oefenen met twee dobbelstenen
TB 8, p. 32

Slide 34 - Tekstslide

Maak nu WB 4 & 6

Slide 35 - Tekstslide

DESCRIBIR PERSONAS
TB 10, p. 33
Maak WB 9 & 10
en WB 18 & 19
GUSTAR
TB 14, p. 34
Maak WB 12 & 13 a, b & c

Slide 36 - Tekstslide

GUSTAR = LEUK VINDEN
Maak de test op TB 14, p. 34
Hoe werkt de gustar-constructie?

1. Ik hou van exotische landen.
2. Wij houden van chocolade. 

Vul je blad aan met dingen die je leuk vindt of juist niet.

Slide 37 - Tekstslide