werkwoord faire

le verbe 'faire' 
(maken/doen)
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

le verbe 'faire' 
(maken/doen)

Slide 1 - Tekstslide

Nous ______ un dessin. (maken)

Slide 2 - Open vraag

Nous _______ un dessin. (maakten)

Slide 3 - Open vraag

Nous ______ un dessin. (hebben gemaakt)

Slide 4 - Open vraag

Nous ______ un dessin. (hebben gemaakt)

Slide 5 - Open vraag

zij maken/doen =?
A
ils ont
B
ils vont
C
ils font
D
ils sont

Slide 6 - Quizvraag

ik maak/doe

Slide 7 - Open vraag

Il______ ses devoirs (heeft gemaakt)

Slide 8 - Open vraag

Vous _______ une pizza avec du fromage? (maakt)

Slide 9 - Open vraag

u heeft gemaakt

Slide 10 - Open vraag

Si j'étais toi, je ___ mes devoirs maintenant. (conditionnel, faire)

Slide 11 - Open vraag

Demain, nous ___ l'examen. (zullen maken)

Slide 12 - Open vraag