Spelling lesweek 1

Donderdag 14 september 2023
programma:

- start voorbereiding toetsweek 3 (spelling)
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Donderdag 14 september 2023
programma:

- start voorbereiding toetsweek 3 (spelling)

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
- Je  oefent de spelling

Slide 2 - Tekstslide

Spelling
vandaag: 

-trema, koppelteken, accent, apostrof
-meervouden 

Slide 3 - Tekstslide

Trema & koppelteken

Slide 4 - Tekstslide

Accent
  • Een accent zorgt ervoor dat je een woord goed uitspreekt: accent grave, accent aigu en accent circonflexe.

  • Een accent kan betekenis onderscheidend zijn (hé en hè).

Slide 5 - Tekstslide

Apostrof

Slide 6 - Tekstslide

Wat is de juiste spelling?
A
ruïne
B
rüine

Slide 7 - Quizvraag

Meervoud van porie
A
poriën
B
porieën
C
pories

Slide 8 - Quizvraag

Hoe schrijf je: drieentwintig
A
drie-en-twintig
B
drieëntwintig
C
drietwintig
D
drieeentwintig

Slide 9 - Quizvraag

Trema?
financieel
A
ja
B
nee

Slide 10 - Quizvraag

Waarom heeft het woord een trema?
onhygiënisch
A
Het woord is een aardrijkskundige aanduiding of afleiding hiervan
B
Het woord is een samenstelling die je anders verkeerd zou uitspreken
C
Het woord is een samenstelling waarin een cijfer, symbool of afkorting voorkomt
D
Het woord is geen samenstelling en anders zou je het verkeerd uitspreken

Slide 11 - Quizvraag

Kies de juiste spelling.
A
geintresseerd
B
geïntresseerd
C
geïnteresseerd
D
geinteresseerd

Slide 12 - Quizvraag

Hoe schrijf je: stereo+installatie
A
stereo-installatie
B
stereoinstalatie
C
stereoïnstalatie
D
stereo-instalatie

Slide 13 - Quizvraag

Hoe schrijf je minister+president?
A
minister-president
B
ministerpresident

Slide 14 - Quizvraag

Ik bestelde in de bar een............drankje
Kies de juiste spelling
A
non-alcoholisch
B
nonalcoholisch

Slide 15 - Quizvraag

Welk(e) woord(en) zijn juist geschreven?
A
caissiére
B
cafés
C
blèren
D
genânt

Slide 16 - Quizvraag

Welk(e) woord(en) zijn juist geschreven?
A
Zuid-Holland
B
vwodiploma
C
havodiploma
D
naäpen

Slide 17 - Quizvraag

Meervouden
meervouden op -s
meervouden op 's
meervouden op -en
bijzondere meervouden

Slide 18 - Tekstslide

Meervouden



Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Video

Meervouden op -en
Plaats -en erachter, let op de uitspraak: 

Taart - taarten
Vlag - vlaggen
Jaar - jaren
Muis - muizen
Schijf - schijven

Slide 21 - Tekstslide

Bijzondere meervouden
Zo maak je het meervoud van woorden op -ee en -ie:
• Als het enkelvoud eindigt op -ee, maak je het meervoud met -ën:
zee → zeeën; slee → sleeën; orchidee → orchideeën.

• Als het enkelvoud eindigt op -ie, maak je het meervoud met -ën of met -n:
           met de klemtoon op ie → ën: knie → knieën
           zonder klemtoon op ie → “n: bacterie → bacteriën

Slide 22 - Tekstslide

Wat is het meervoud van kiwi?
A
kiwis
B
kiwies
C
kiwis'
D
kiwi's

Slide 23 - Quizvraag

Meervoud van café is?
A
cafés
B
café's

Slide 24 - Quizvraag

Kies het juiste meervoud
A
Jimmy's telefoon
B
Jimmie s telefoon

Slide 25 - Quizvraag

Wat is het meervoud van taxi
A
taxies
B
taxis
C
taxie's
D
taxi's

Slide 26 - Quizvraag

Kies het juiste meervoud
A
Lex' boek
B
Lex's boek

Slide 27 - Quizvraag

Wat is het meervoud van alinea?
A
alineas
B
alinea's

Slide 28 - Quizvraag

Wat is het meervoud?
cadeau
A
cadeau's
B
cadeaus

Slide 29 - Quizvraag

Voor je starttoets:
-oefenen! (bijvoorbeeld op www.cambiumned.nl)
-video bekijken (zie volgende dia)
-regels leren 

Slide 30 - Tekstslide

Wat ga jij nog oefenen?

Slide 31 - Woordweb