verhaalanalyse 2022

wat is sujet?
A
een heel naar persoon met een flat character
B
verhaal dat chronologisch wordt verteld met eventueel terugverwijzingen
C
niet chronologisch verteld verhaal met flashbacks en flashforwards
D
een chronologisch verhaal met flashbacks
1 / 11
volgende
Slide 1: Quizvraag
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

wat is sujet?
A
een heel naar persoon met een flat character
B
verhaal dat chronologisch wordt verteld met eventueel terugverwijzingen
C
niet chronologisch verteld verhaal met flashbacks en flashforwards
D
een chronologisch verhaal met flashbacks

Slide 1 - Quizvraag

hoe weet je dat iemand de hoofdpersoon is?
A
omdat hij / zij dat zegt
B
omdat je in haar/zijn hoofd zit en hij/zij een ontwikkeling doormaakt.
C
je leest wat hij/zij denkt en voelt en je wordt als het ware die persoon
D
omdat hij/zij overal bij is.

Slide 2 - Quizvraag

wat is 'de setting'?
A
de manier waarop iemand in de ruimte van een verhaal wordt gezet.
B
de ruimte in een verhaal
C
de tijd waarin het verhaal speelt
D
de tijd en ruimte waarin het verhaal speelt.

Slide 3 - Quizvraag

wat is een motief in een verhaal?
A
een reden waarom iemand iets doet (bijvoorbeeld iemand vermoordt)
B
een steeds terugkerende gedachte of ander element dat daardoor betekenis krijgt
C
het onderwerp van een verhaal
D
de onderliggende gedachte van een verhaal

Slide 4 - Quizvraag

wat is een thema van een verhaal?
A
een samenvatting van een verhaal
B
het genre
C
de onderliggende boodschap van het verhaal
D
een ultrakorte samenvatting in 1 zin

Slide 5 - Quizvraag

beschrijf de setting in deze dia
Bij het opstaan breekt meteen de pleuris uit op de afdeling. Hamid grijpt het hoogste woord. Hij is betrapt door de nachtdienst. Roken, dus dubbel fout want roken op de kamer plus wiet. Hele kamer stinkt naar wiet, heeft de bewaking geconstateerd. Maar dat is toch geen bewijs, hun ruiken de putlucht uit hun eigen bek die naar bedorven varkensvlees stinkt, klerelijers. Bovendien, gisteravond zijn haar gewassen met de shampoo die hij van zijn zus heeft gekregen, kamille of zoiets. Dat blijft hangen, begrijp je?

Slide 6 - Tekstslide

setting van fragment

Slide 7 - Woordweb

https://www.youtube.com/watch?v=oXlWjZZGTq8
1. Wie is de hoofdpersoon en hoe weet je dat?
2. Welke onderwerpen komen aan bod in deze serie?
3. Wat is het genre?
4. Beschrijf de hoofdpersoon, uiterlijk en innerlijk.

Slide 8 - Tekstslide

waar moet je allemaal op letten als je een hoofdpersoon beschrijft?
A
uiterlijk en innerlijk
B
uiterlijk, innerlijk en wat hij/zij zegt en denkt.
C
uiterlijk, innerlijk, wat hij/zij zegt en denkt en wat anderen over hem/haar denken en vertellen.
D
uiterlijk, innerlijk, wat hij/zij zegt en denkt en wat anderen over hem/haar denken en vertellen en leeftijd, geslacht enz.

Slide 9 - Quizvraag

wat is het verschil tussen verteltijd en vertelde tijd?
A
de verteltijd =de tijd die je nodig hebt om het verhaal te vertellen, vertelde tijd = de tijd die verstrijkt in het verhaal.
B
de vertelde tijd= de tijd die je nodig hebt om het verhaal te vertellen de verteltijd = de tijd die verstrijkt in het verhaal.
C
de verteltijd = de tijd wanneer het verhaal speelt vertelde tijd =het verhaal dat verteld wordt.
D
de vertelde tijd=de tijd wanneer het verhaal speelt verteltijd = de tijd wanneer het verhaal verteld wordt.

Slide 10 - Quizvraag

wat is 'de idee'?
A
een plan dat de hoofdpersoon ten uitvoer brengt
B
de onderliggende gedachte die de schrijver in het verhaal stopte en die je m.b.v. de motieven kunt beschrijven
C
de ultrakorte samenvatting van het verhaal
D
een element in het verhaal dat steeds terugkomt en daardoor een speciale betekenis krijgt.

Slide 11 - Quizvraag