Le Passé Composé (avoir)

• Frans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

le Passé Composé

Voltooid tegenwoordige tijd

Tegenwoordige tijd:

Ik eet een croissant

Voltooid tegenwoordige tijd:

Ik heb een croissant gegeten

Passé composé bestaat uit 2 delen:

1. Een vorm van avoir (= hebben)

2. Het voltooid deelwoord

Par exemple:

Jij hebt gedanst

Tu as dansé

Deel 1: het werkwoord avoir

j'ai

tu as

il / elle / on a

nous avons

vous avez

ils / elles ont

Deel 2: Het voltooid deelwoord

Par exemple...  (van regelmatige werkwoorden):

jouer -> joué  

danser -> dansé

aimer -> aimé 

regarder -> regardé

Hoe maak ik een voltooid deelwoord?

Bij regelmatige werkwoorden op -ER:
(parler, danser, jouer, adorer, aimer, chanter...)

1. Haal de letters ER eraf

2. Plak er É achter 

Par exemple:

jouer -> joué   

danser -> dansé 

aimer -> aimé  

regarder -> regardé

adorer -> adoré

écouter  -> écouté

Par exemple

J'ai joué au foot

Tu as aimé les vacances?

Il a chanté une chanson

Nous avons regardé un film

Vous avez parlé?

Ils ont écouté la radio

de passé composé

het voltooid deelwoord van faire= fait

j'ai fait

tu as fait

il/elle/on a fait

nous avons fait

vous avez fait

ils/elles ont fait

Ik heb gedanst.

1. Je danse
2. Je ai dansé
3. J'ai danse
4. J'ai dansé

Zij heeft gekeken.

1. Elle as regardé
2. Elle a regardé
3. Elle regardé
4. Elle a regarde

Jullie hebben gegeten.

1. Vous avez manger
2. Vous aves mangé
3. Vous avez mange
4. Vous avez mangé

Wij hebben verteld (nous - raconter)

Jij hebt gezongen (chanter)

Zij hebben gewerkt (travailler)

Ik heb gevraagd (demander)

EU - ÉTÉ - FAIT

Jullie hebben gedaan (faire)

Hij is geweest (être)

Zij heeft ontmoet (rencontrer)

Men heeft gehad (avoir)

Questions?