H3: Unidad 1 Les 6 - SO, Pretérito indefinido & Luistervaardigheid

1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMBOStudiejaar 1,2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

We starten in 5 minuten met de les.

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Lesprogramma
Leerdoelen voor vandaag:


 

Terugblik:
  • SO over Unidad 1
  • Pretérito indefinido

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Terugblik 
*El pretérito indefinido


Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

El pretérito indefinido

Slide 8 - Tekstslide

Tijdsaanduidingen = marcadores temporales
Ayer comimos paella en la casa de mi abuela. 

Slide 9 - Tekstslide

Welke werkwoorden zijn onregelmatig bij de Pretérito indefinido?

Slide 10 - Open vraag

El pretérito indefinido
verbos irregulares = onregelmatige werkwoorden
1. 100% onregelmatige werkwoorden/ 100% irregular verbs. 
Deze werkwoorden zijn volledig onregelmatig. Er zijn 3.

1. SER = zijn
2. IR = gaan
3. DAR = geven

*Er zijn 3 groepen onregelmatige werkwoorden.

Slide 11 - Tekstslide

El pretérito indefinido
verbos irregulares = onregelmatige werkwoorden
2. Onregelmatige stam/ irregular stem.

-Tener (hebben)
-Hacer (doen)
-Estar (zijn/ zich bevinden)


Slide 12 - Tekstslide

El pretérito indefinido
3. 3e en 6e persoon onregelmatige werkwoord/ 3rd en 6th person irregular verbs.

*Deze werkwoorden zijn alleen onregelmatig in de derde persoon (él/ ella, usted) en 6e persoon (ellos/ ellas/ ustedes). Bij deze werkwoorden verandert de klinker in de stam.

Slide 13 - Tekstslide

La biografía de Salvador Dalí.

Noteer de vormen van het Pretérito indefinido.

  • Nació (hij werd geboren) 
  • Conoció (hij leerde kennen) 
  • Se trasladó (hij verhuisde) 
  • Volvió (hij keerde terug) 
  • Murió (hij stierf) 

Slide 14 - Tekstslide

Vul de zinnen in met de juiste vorm van de werkwoorden tussen haakjes. Gebruik de pretérito indefinido.

1. Ayer, María __________ (hablar) con su amiga por teléfono.
2. La semana pasada, nosotros __________ (estudiar) mucho para el examen.
3. Tú __________ (caminar) por el parque el domingo pasado.
4. Ellos __________ (trabajar) en el proyecto juntos el mes pasado.
5. El año pasado, mi familia y yo __________ (viajar) a Argentina.
6. Vosotros __________ (comprar) muchos regalos para la Navidad.
7. Juan __________ (cocinar) una cena especial para su familia.
8. Yo __________ (vivir) en esa casa durante cinco años.

Slide 15 - Tekstslide


Wat heb je van 
deze les geleerd?

Slide 16 - Open vraag

Lesdoelen✔

Slide 17 - Tekstslide

Huiswerk
Los deberes para la próxima clase:
Maken: 

Slide 18 - Tekstslide


Wat vond je van deze les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 19 - Poll

¡Nos vemos la próxima clase!
¡Nos vemos la próxima clase!

Slide 20 - Tekstslide