Kies 1, les 4, invloed

Les 4: Invloed
In deze les leer je:
- dat andere mensen invloed kunnen hebben op jou
- dat jij ook invloed kunt hebben op anderen
- dat sommigen een voorbeeld kunnen zijn voor anderen
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
BurgerschapPraktijkonderwijsLeerjaar 1,2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Les 4: Invloed
In deze les leer je:
- dat andere mensen invloed kunnen hebben op jou
- dat jij ook invloed kunt hebben op anderen
- dat sommigen een voorbeeld kunnen zijn voor anderen

Slide 1 - Tekstslide

Je maakt je eigen keuzes. 
Maar andere mensen kunnen wel invloed hebben op de keuzes 
die je maakt.
Dit kan positief als negatief.

Slide 2 - Tekstslide

Je ouders kunnen bijvoorbeeld invloed hebben op jouw gedrag. 
En je vrienden kunnen invloed hebben op jouw kledingkeuze,
of muzieksmaak.

Slide 3 - Tekstslide

Jij kunt ook invloed hebben op de keuzes die andere mensen maken. 
Je kunt bijvoorbeeld in je klas heel enthousiast vertellen over een tv-serie. 
Je klasgenoten gaan het dan misschien ook kijken.

Slide 4 - Tekstslide

Welke mensen hebben allemaal
een invloed op jou?

Slide 5 - Open vraag

! Let op !


Er komen een paar quizvragen. 
De tekst - maar ook vooral de plaatjes - geven
een helder idee wie allemaal precies wat zegt.

Slide 6 - Tekstslide


''Wel beleefd zijn 
tegen ouderen, hè?''

Slide 7 - Tekstslide

Wie zei dit?
A
Hoteleigenaren.
B
Docenten.
C
Ouders.
D
Bejaarden.

Slide 8 - Quizvraag


''Kom je bij ons
in het honkbalteam?''

Slide 9 - Tekstslide

Wie zei dit?
A
Een vader tegen zijn zoon.
B
De tandarts.
C
Een klasgenoot.
D
Een vriend van je.

Slide 10 - Quizvraag

''Die nieuwe Joker
film lijkt me 
zo vet.
Laten we daar heen gaan!''

Slide 11 - Tekstslide

Wie zei dit?
A
Een vriendin van je.
B
De moeder van je bff.
C
Je docent.
D
Een klasgenoot.

Slide 12 - Quizvraag


''Je moet de sommen
nog maar eens 
goed oefenen.''

Slide 13 - Tekstslide

Wie zei dit?
A
De docent.
B
Een medewerker van de bieb.
C
De voetbalcoach.
D
Een pompbediende.

Slide 14 - Quizvraag

Vaak past onze invloed dus ook bij een bepaalde rol.

- Zo hebben vrienden geen invloed op wat jouw ouders gaan koken.
- En hebben ouders geen invloed op welke kleding jij het mooist vindt.

- Maar ouders hebben wel invloed op hoe jij je gedraagt.
- En vrienden hebben wel invloed op wat jij in je vrije tijd doet.

Slide 15 - Tekstslide

Kun je van foute vrienden zelf ook crimineel worden?
A
Nee, je maakt je eigen keuzes, dus zo werkt dat niet.
B
Ja, je kunt beïnvloed raken door foute mensen.
C
Ja, maar alleen als je al een beetje duister bent van jezelf.
D
Nee, dit kan alleen gebeuren wanneer je iets heel ergs hebt meegemaakt.

Slide 16 - Quizvraag

''Van foute vrienden word 
je zelf ook fout.''

Crimineel gedrag bij jongeren is vaak het gevolg van foute vrienden. Dat blijkt uit een onderzoek naar crimineel gedrag onder Rotterdamse jongeren.

Slide 17 - Tekstslide

Uit het onderzoek blijkt dat de omgeving veel invloed heeft op het gedrag van jongeren. Jongeren gaan zich vaak crimineel gedragen als ze criminele vrienden hebben.

Slide 18 - Tekstslide


Daarnaast hebben veel jonge criminelen bepaalde eigenschappen. Ze worden bijvoorbeeld snel boos, 
of zijn heel druk.

Slide 19 - Tekstslide

Wat heeft veel invloed op
het gedrag van jongeren?
A
Je kledingstijl.
B
Je omgeving.
C
De hoeveelheid broers en zussen.
D
Het feit of je ziek of gezond bent.

Slide 20 - Quizvraag

Wat heeft géén invloed op
het gedrag van jongeren?
A
De mening van vrienden.
B
De opvoeding van ouders.
C
De woonplaats.
D
De naam van een huisdier.

Slide 21 - Quizvraag

''Ze worden bijvoorbeeld snel boos,
of zijn heel druk.''
Wat voor gedrag zie je nog meer
bij jonge criminelen?
A
Snel van onderwerp veranderen.
B
Ze plannen alles tot in de puntjes.
C
Veel liegen.
D
Vaak afgeleid zijn.

Slide 22 - Quizvraag

Een voorbeeld zijn
Sommige personen hebben op veel mensen invloed. Zij zijn een voorbeeld voor anderen. Een beroemde filmster kan bijvoorbeeld op veel mensen invloed hebben.

Slide 23 - Tekstslide

Wie is een voorbeeld voor jou?

(Dit kan een celebrity zijn, maar ook iemand
die jij persoonlijk kent.)

Slide 24 - Open vraag

Iets doen waarbij je geen rekening houdt met anderen.
Iets zeggen of doen waardoor je iemand verdriet doet.
Wat je van iets (of iemand) vindt.
Voor alle mensen op de wereld gelden rechten.
Iets wat je moet doen.
Iets wat je mag doen, of mag hebben.
Rekening houden met anderen.
Je eigen keuzes kunnen maken.
De vrijheid om te zeggen wat jij van iets of iemand vindt.
Asociaal gedrag
Kwetsen
Mening
Mensenrechten
Plicht
Recht
Respect
Vrijheid
Vrijheid van meningsuiting

Slide 25 - Sleepvraag

Laatste vraag:
Wat betekent invloed hebben op?
A
Dat mensen elkaar rechten geven in de wereld.
B
Dat mensen gemakkelijk beïnvloed raken door elkaar.
C
Dat je - door wat jij zegt of doet - een ander z'n gedrag verandert.
D
Dat je de vrijheid hebt om je eigen keuzes te maken.

Slide 26 - Quizvraag