herhalen presente perfecto + check m. oef 22a t/m c (bron F unidad 6) m. voca kaartjes + oefenen deberes: hacer ejercicio 24 y 25 + leren voca 6.1 en 6.2
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4
In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
programa del 4 de enero
herhalen presente perfecto + check m. oef 22a t/m c (bron F unidad 6) m. voca kaartjes + oefenen deberes: hacer ejercicio 24 y 25 + leren voca 6.1 en 6.2
Slide 1 - Tekstslide
Hoe maak je de 'presente perfecto'?
A
een vorm van 'haber' + ww + ado/edo
B
een vorm van 'ir' + a + hele ww
C
een vorm van 'haber + stam ww + ado/ido
D
een vorm van 'tener' + a + hele ww
Slide 2 - Quizvraag
Hoe zeg je: wij hebben gegeten
A
habemos comido
B
hemos comido
C
habéis comado
D
han comido
Slide 3 - Quizvraag
Hoe zeg je: u heeft spaans gepraat
A
ha hablado español
B
ha hablado España
C
he hablado español
D
has España hablado
Slide 4 - Quizvraag
Hoe zeg je: zij hebben in Madrid gewoond
A
habéis vivido en Madrid
B
han en Madrid vivido
C
han vivido en Madrid
D
habéis en Madrid vivido
Slide 5 - Quizvraag
presente perfecto
hulpww haber + stam ww + ado (-ar) of -ido (-er, -ir)
(yo) he (tú) has (él, ella, usted) ha habl + ado (nosotros) hemos com + ido (vosotros) habéis viv + ido (ellos, ellas, ustedes) han
Slide 6 - Tekstslide
onregelmatige participios (=tweede deel van de perfecto)
ver (zien, kijken => visto volver - ue (terugkeren) => vuelto hacer (doen, maken) => hecho ser (zijn) => sido poner (zetten, leggen) => puesto abrir (openen) => abierto decir (zeggen) => dicho escribir (schrijven) => escrito leer (lezen) => leído ir (gaan) => ido oir (horen) => oído