Argumenteren soorten argumenten en argumentatieschema's

Argumenteren 
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Argumenteren 

Slide 1 - Tekstslide

standpunten
Positief
Negatief
Twijfel


argumenten: 
waarderend en feitelijk




argumentatieschema's
enkelvoudig
onderschikkend
nevenschikkend: afhankelijk en onafhankelijk
argumentatieschema op basis van:
Oorzaak en gevolg
Kenmerk of eigenschap
Voor- en nadelen
Voorbeelden
Vergelijking
Autoriteit 

Slide 2 - Tekstslide

Ik kan nog niet goed zeggen wat ik van de persconferentie moet vinden.
Dit is een x? argument
A
Positief
B
Negatief
C
Twijfel

Slide 3 - Quizvraag

Stelling: Je kunt beter met het OV naar Rotterdam gaan. 
Het is veel gezelliger om met het OV naar R'dam te komen. 
Dan maken er meer mensen gebruik van het OV. 
Waarderend argument
Feitelijk argument

Slide 4 - Sleepvraag

Argumentatieschema's
  1. Oorzaak en gevolg 
  2. Kenmerk of eigenschap
  3. Voor- en nadelen
  4. Voorbeelden 
  5. Vergelijking
  6. Autoriteit 

Slide 5 - Tekstslide




Welk argumentatieschema wordt gebruikt in de volgende argumentatie?

Slide 6 - Tekstslide

Natuurlijk is hij tegen de bio-industrie: hij is vegetariër.
A
Voordelen-nadelen
B
Vergelijking
C
Kenmerk-eigenschap
D
Oorzaak-gevolg

Slide 7 - Quizvraag

Computergames kunnen een slechte invloed hebben op studieresultaten. Kijk maar naar mijn broertje: door de games komt hij niet meer aan zijn huiswerk toe.
A
Voorbeeld
B
Oorzaak-gevolg
C
Vergelijking
D
Autoriteit

Slide 8 - Quizvraag

Deze supermarkt vindt omzet belangrijker dan dierenleed, want het merendeel van het kippenvlees in de schappen is afkomstig van plofkippen.
A
Oorzaak-gevolg
B
Vergelijking
C
Kenmerk of eigenschap
D
Voordelen-nadelen

Slide 9 - Quizvraag

Waarom moet ik een briefje halen? Isabelle was vorige les ook te laat en zij hoefde geen briefje te halen.
A
Oorzaak-gevolg
B
Vergelijking
C
Voorbeeld
D
Autoriteit

Slide 10 - Quizvraag

Het is de hoogste tijd dat de lonen van alle Nederlanders omhoog gaan. De president van De Nederlandsche Bank heeft dat laatst ook in een interview gezegd.
A
Argumentatie op basis van oorzaak en gevolg
B
Argumentatie op basis van voor- en/of nadelen
C
Argumentatie op basis van autoriteit
D
Argumentatie op basis van voorbeelden

Slide 11 - Quizvraag

Ik denk dat hij zich nauwelijks betrokken voelt bij het bedrijf en zijn collega's. Zo heeft hij zich gisteren ziek gemeld, terwijl hij 's middags wel in de sportschool was.
A
Argumentatie op basis van oorzaak en gevolg
B
Argumentatie op basis van voor- en/of nadelen
C
Argumentatie op basis van autoriteit
D
Argumentatie op basis van voorbeelden

Slide 12 - Quizvraag

Mensen zouden wat meer met de fiets naar hun werk moeten gaan, want dat is goed voor het milieu en het is goed voor hun conditie.
A
Argumentatie op basis van oorzaak en gevolg
B
Argumentatie op basis van voor- en/of nadelen
C
Argumentatie op basis van autoriteit
D
Argumentatie op basis van voorbeelden

Slide 13 - Quizvraag

Herhaling: argumentatiestructuren

Slide 14 - Tekstslide


A
Nevenschikkend (afhankelijk)
B
Nevenschikkend (onafhankelijk)
C
Enkelvoudig
D
Onderschikkend

Slide 15 - Quizvraag


A
Nevenschikkend (afhankelijk)
B
Nevenschikkend (onafhankelijk)
C
Enkelvoudig
D
Onderschikkend

Slide 16 - Quizvraag


A
Nevenschikkend (afhankelijk)
B
Nevenschikkend (onafhankelijk)
C
Enkelvoudig
D
Onderschikkend

Slide 17 - Quizvraag


A
Nevenschikkend (afhankelijk)
B
Nevenschikkend (onafhankelijk)
C
Enkelvoudig
D
Onderschikkend

Slide 18 - Quizvraag

Gisteren leerden we: drogredenen
Welke ken je nog?

Slide 19 - Tekstslide

- de onjuiste oorzaak – gevolgrelatie;
– het maken van een verkeerde vergelijking;
– de overhaaste generalisatie;
– het vals dilemma;
– onjuist beroep op een kenmerk of eigenschap.
– een onjuist beroep op autoriteit;
– het overdrijven van voor- en nadelen;
– de cirkelredenering.
– de persoonlijke aanval;
– het ontduiken van de bewijslast;
– het vertekenen van een standpunt;
– het bespelen van publiek;


Slide 20 - Tekstslide

Welke drogreden zie je hier?
De visserij moet onmiddellijk stoppen. Laat die vissers eerst maar aantonen dat er genoeg vis overblijft.
A
Cirkelredenering
B
Ontduiken van bewijslast
C
Persoonlijke aanval
D
Bespelen van het publiek

Slide 21 - Quizvraag

Op zondag werken heeft geen zin, want dan lukt het toch niet om veel te doen.
A
Bespelen van het publiek
B
Vertekenen van het standpunt
C
Cirkelredenering
D
Persoonlijke aanval

Slide 22 - Quizvraag

Wat weet jij van nu gezondheid, jij weegt zelf 120 kilo.
A
Persoonlijke aanval
B
Cirkelredenering
C
Ontduiken van bewijslast
D
Vertekenen van het standpunt

Slide 23 - Quizvraag

Ga jij niet mee naar de wedstrijd? Dus jij gaat je lekker zitten vervelen in je eentje?
A
Ontduiken van bewijslast
B
Vertekenen van het standpunt
C
Cirkelredenering
D
Persoonlijke aanval

Slide 24 - Quizvraag

Aan de slag:
Maak in je reader: opdracht 11 op pagina 17. Hier vind je alle drogredenen door elkaar. We bespreken ze straks samen. 
Eerder klaar? Ga dan verder met opdracht 12 en 13.

Slide 25 - Tekstslide