6.1 Schaal

Hoofdstuk 6 Schaal
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 6 Schaal

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

De schaal is 1 : 400

Hoe spreek je dit uit?
A
1 dubbele punt 400
B
1 2 stipjes 400
C
1 gedeeld door 400
D
1 staat tot 400

Slide 4 - Quizvraag


De schaal is 1:400.
Wat is de vergrotingsfactor?
A
1
B
400
C
0,4
D
4000

Slide 5 - Quizvraag

Wat betekent de schaal 1 : 50.000
A
1cm is in werkelijkheid 50.000 cm
B
1cm is in werkelijkheid 50.000 meter
C
1 cm is in werkelijkheid 500 cm
D
1m is in werkelijkheid 50.000 cm

Slide 6 - Quizvraag

In Madurodam staat een schaalmodel van de Euromast op schaal 1 : 25.
Wat staat er boven de pijl in de pijlenketting?

A
25
B
30
C
2,5
D
ik weet het niet

Slide 7 - Quizvraag


De schaal is 1:400. Wat is de vergrotingsfactor?
A
1
B
400
C
0,4
D
4000

Slide 8 - Quizvraag

Als de schaal 1: 8000 is dan is de vergrotingsfactor 8000
A
nee
B
ja

Slide 9 - Quizvraag

Als een schaal 1: 7000 is betekent het dat de vergrotingsfactor 7000x zo groot is.
A
niet waar
B
waar

Slide 10 - Quizvraag

Schaal 1:100 betekent...
A
1 cm op tekening is in het echt 100 cm.
B
100 cm op de tekening is in het echt 1 cm.

Slide 11 - Quizvraag


Het wordt 5 keer groter in werkelijkheid. Wat is de schaal?
A
1:5
B
5:1
C
x5
D
5x100

Slide 12 - Quizvraag

De schaal is 1:500.
Wat is de vergrotingsfactor?
A
500
B
0,05
C
250
D
50

Slide 13 - Quizvraag

Hoe groot is de auto in werkelijkheid?
De schaal is 1:10
A
440 cm
B
44 cm
C
440 m
D
44 m

Slide 14 - Quizvraag