Examentraining Nederlands les 1 - theorie leesvaardigheid

Examentraining Nederlands
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Examentraining Nederlands

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
- Je weet aan het einde van deze les meer onderwerp/hoofdgedachte.
- Je weet aan het einde van deze les meer over welke tekstsoorten er zijn met welke doelen.
- Je weet aan het einde van deze les meer over verschillende lees strategieën. 
- Je weet aan het einde van de les meer over signaalwoorden.

Slide 2 - Tekstslide




Leesvaardigheid:
- meerkeuzevragen
- open vragen
- samenvattingsvragen




Schrijfvaardigheid:
- schrijfopdracht
Wat komt er in het examen Nederlands?

Slide 3 - Tekstslide

Tips
  • Schrijf/ streep/ markeer in je examenboekje.
  • Gebruik kladpapier bij lange antwoorden en de schrijfopdracht.
  • Maak gebruik van het woordenboek.
  • www.eindexamensite.nl

Slide 4 - Tekstslide

Examenstrategie
6 stappen om je examen Nederlands 
goed door te komen

Slide 5 - Tekstslide

Stap 1
Blader eerst het examen 
helemaal door.

Slide 6 - Tekstslide

Stap 2
Kijk naar de schrijfopdracht:
- Wat voor tekst moet je schrijven?
- Wordt er een voorafgaande tekst uit het examen gebruikt?

Slide 7 - Tekstslide

Stap 3
Deel je tijd in:
Je hebt 120 minuten (2 uur) de tijd:
80 minuten leesteksten (70 + 10)
30 minuten schrijfopdracht
10 minuten controleren

Slide 8 - Tekstslide

Stap 4
Markeer woorden en zinnen in vragen en teksten die je belangrijk vindt of die je helpen om het juiste antwoord te geven.

Slide 9 - Tekstslide

Stap 5
Geef bij elke vraag antwoord. 
Als je geen antwoord geeft, krijg je zeker geen scorepunten. Controleer je antwoord door jezelf af te vragen: Geeft mijn antwoord duidelijk antwoord op de vraag die wordt gesteld? En begrijpt iemand anders het antwoord?

Slide 10 - Tekstslide

Stap 6
Controleer je werk:
  • Heb je alle vragen beantwoord?
  • Heb je alle punten van de schrijfopdracht verwerkt?
  • Heb je spelling, zinsbouw, interpunctie en conventies gecontroleerd bij je schrijfopdracht?
  • Is je handschrift goed te lezen?

Slide 11 - Tekstslide

Stukje theorie...

Slide 12 - Tekstslide

Onderwerp van een tekst
  • Beschrijft in één woord of in enkele woorden waarover een tekst gaat.

Slide 13 - Tekstslide

Hoofdgedachte van de tekst
  • Wat zegt de schrijver over het onderwerp?
  • Bekijk de titel.
  • Lees de eerste alinea.
  • Lees de kernzinnen van de alinea's.
  • Lees het slot.

Slide 14 - Tekstslide

Let op!
  • Op je examen wordt er vaak gevraagd naar de hoofdgedachte van de tekst.
  • Lees de meerkeuzevragen goed. Sommige antwoorden gaan over een gedeelte van de tekst. 
  • Let op de antwoorden die 'breed' geformuleerd zijn: die gaan over de hele tekst.

    Slide 15 - Tekstslide

    Schrijfdoelen
    • Informeren;
    • Instructie geven;
    • Overtuigen;
    • Activeren;
    • Amuseren (vermaken);

    Slide 16 - Tekstslide

    Tekstsoort
    Vaak kun je het doel van een tekst ontdekken door te herkennen wat voor tekstsoort het is.

    Bijvoorbeeld: nieuwsbericht, recept, recensie.

    Slide 17 - Tekstslide

    Tekstsoort en doelen
    Nieuwsbericht -> informeren
    Recept -> instructie geven
    Ingezonden brief -> overtuigen
    Reclametekst -> activeren
    Stripverhaal -> amuseren
    Gedicht -> gevoelens oproepen

    Slide 18 - Tekstslide

    Tekstdoelen - alles op een rij
    Informeren
    De schrijver wil informatie geven over iets of nieuws geven.
    Artikel in krant, nieuwsbericht, verslag
    Instrueren
    De schrijver wil uitleg geven over iets. 
    Recept, gebruiksaanwijzing.
    Mening geven
    De schrijver wil een of meer meningen laten zien, mening vormen
    Artikel in krant of tijdschrift
    Overtuigen
    De schrijver wil de lezer overtuigen. Dus als hij vóór is, wil hij dat de lezer dat ook is na het lezen van de tekst. 
    Beoordeling, betoog, recensie, blog, column
    Amuseren
    De schrijver wil de lezer amuseren (vermaken) of gevoelens oproepen.
    Verhaal, gedicht, blog, strip
    Activeren
    De schrijver wil de lezer aansporen iets te doen. (Goed doel bijvoorbeeld)
    Advertentie, flyer, poster

    Slide 19 - Tekstslide

    Welk tekstdoel past bij een advertentie voor een goed doel? (De schrijver wil dat je gaat doneren)
    A
    Informeren
    B
    Instrueren
    C
    Activeren
    D
    Amuseren

    Slide 20 - Quizvraag

    Welk tekstdoel past bij een artikel dat in de krant staat? Het artikel gaat over de opening van een nieuwe winkel.
    A
    Informeren
    B
    Overtuigen
    C
    Amuseren
    D
    Activeren

    Slide 21 - Quizvraag

    Leesstrategieën
    1. Globaal;
    2. Intensief;
    3. Zoekend.

    Slide 22 - Tekstslide

    Leesstrategieën
    Globaal lezen:
    • Kijk naar de titel, tussenkopjes, plaatjes en de bron van de tekst.
    • Daarna lees je de inleiding, kernzinnen van alinea's en het slot.

    Slide 23 - Tekstslide

    Leesstrategieën
    Intensief lezen:
    • Je leest de hele tekst.
    • Je let op details.
    • Probeer te begrijpen wat er in de tekst staat.

    Slide 24 - Tekstslide

    Leesstrategieën
    Zoekend lezen:
    • Zoek naar trefwoorden.
    • Zoek gericht naar informatie in de tekst.

    Slide 25 - Tekstslide

    Signaalwoorden
    • Het is handig om de signaalwoorden uit je hoofd te leren.
    • Je herkent dan de verbanden van de tekst.

    Slide 26 - Tekstslide

    Signaalwoorden

    Slide 27 - Tekstslide