Storm na deel 1 en 2

Storm: Letters van Vuur
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
Geschiedenis

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Storm: Letters van Vuur

Slide 1 - Tekstslide

Wie was Maarten Luther?

Slide 2 - Open vraag

Wat is een inquisiteur?

Slide 3 - Open vraag

Wat is een aflaat?

Slide 4 - Open vraag

De film Storm gebeurde in de stad
A
Amsterdam
B
Wittenberg
C
Antwerpen
D
Brugge

Slide 5 - Quizvraag

In de tijd waarin Storm en Marieke leefden was het normaal dat de kerken vrij leeg waren. Er waren wel mensen, maar er stonden geen stoelen of bankjes. Je bleef staan tijdens de dienst of nam zelf een stoel mee.
A
Klopt
B
Klopt niet

Slide 6 - Quizvraag

In het Museum Catharijneconvent in Utrecht hangt een schilderij van Luther. Het is heel bijzonder dat hij zich heeft laten schilderen. Normaal werden alleen pausen of mensen van adel afgebeeld op een portret.
A
Klopt
B
Klopt niet

Slide 7 - Quizvraag

In de 16e eeuw vond iedereen het belangrijk dat kinderen veel konden leerden. Storm en Marieke gingen dan ook elke dag met veel plezier naar school.
A
Klopt
B
Klopt niet

Slide 8 - Quizvraag

De moeder van Storm wil heel graag een aflaat kopen van de kerk. Ze spaart om het bedrag elkaar te krijgen. Met dit briefje kon ze namelijk al haar zonden afkopen.
A
Klopt
B
Klopt niet

Slide 9 - Quizvraag

Storm kon lezen.
A
Klopt
B
Klopt niet

Slide 10 - Quizvraag

Marieke kon niet lezen en schrijven.
A
Klopt
B
Klopt niet

Slide 11 - Quizvraag

De knecht van de drukker kwam uit
A
Nederland
B
Belgie
C
Duitsland
D
Frankrijk

Slide 12 - Quizvraag

Maarten Luther had ... punten van kritiek op de katholieke kerk.
A
75
B
85
C
95
D
105

Slide 13 - Quizvraag

De inquisiteur is een aanhanger van de ideeen van Maarten Luther.
A
juist
B
onjuist

Slide 14 - Quizvraag

Marieke hoorde bij de katholieke kerk.
A
goed
B
fout

Slide 15 - Quizvraag

1. In de tijd van de film was er vrijheid van godsdienst
2. Een aflaat hoort bij de ideeën van Luther
A
Beide zijn goed
B
Beide zijn fout
C
Zin 1 = goed, zin 2 = fout
D
zin 1 = fout, zin 2 = goed

Slide 16 - Quizvraag

1. Het zetsel was geschreven in de Duitse taal.
2. Storm gaf later het zetsel weer aan vader zodat hij dat kon drukken.
A
Beide zijn goed
B
Beide zijn fout
C
Zin 1 = goed, zin 2 = fout
D
zin 1 = fout, zin 2 = goed

Slide 17 - Quizvraag