Signaalwoorden

1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsLager onderwijs

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Ik ben zo groot als mijn papa.

Wat is hier het signaalwoord?
A
zo
B
als
C
ik
D
mijn

Slide 15 - Quizvraag

Ik ga naar huis, ...... ik voel me niet zo goed.

Wat moet je bij de puntjes invullen?
A
want
B
omdat
C
daarom
D
dus

Slide 16 - Quizvraag

Het regent super hard, maar dat houdt mij niet tegen!

maar = ?
A
tegenstelling
B
verklaring
C
oorzaak - gevolg
D
volgorde

Slide 17 - Quizvraag

Ik zit nu bij de dokter. Hierna ga ik nog boodschappen doen.

hierna = ?
A
tegenstelling
B
verklaring
C
volgorde
D
oorzaak - gevolg

Slide 18 - Quizvraag

Kom jij zoals wij met de fiets naar school?

Wat is hier het signaalwoord?
A
wij
B
jij
C
zoals
D
naar

Slide 19 - Quizvraag

Hij gaat naar huis omdat hij moe is.
omdat is een signaalwoord van...
omdat
A
tijd
B
reden/oorzaak
C
voorwaarde
D
tegenstelling

Slide 20 - Quizvraag