Leestekens en hoofdletters

* Leestekens en hoofdletters

1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo, mavo, havo, vwoLeerjaar 1-4

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

* Leestekens en hoofdletters

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Je leert leestekens op de juiste manier gebruiken.
  • Je weet wanneer je een komma, een dubbele punt en aanhalingstekens gebruikt in een zin.

Slide 2 - Tekstslide

programma
1. hoe presenteer je?
2. herhaling persoonsvorm tegenwoordige tijd
3 uitleg leestekens
4 aan de slag met H1.9

Slide 3 - Tekstslide

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
Het ... (worden) wel spannend.

Slide 4 - Open vraag

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
(verkleden) ... jij je ook?

Slide 5 - Open vraag

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
(vinden) Ik .... het wel spannend.

Slide 6 - Open vraag

Begrip
  • Leestekens: tekens die in de tekst gebruikt worden om een tekst beter leesbaar te maken. 

Slide 7 - Tekstslide

Huh?
s zomers leefde men in de middeleeuwen buiten en werden karels avonturen en belerende fantasieen opgevoerd en hoorde men gecreeerde poezie op bomvolle pleinen vol geinteresseerde mensen was het fictie of nonfictie marias leven stond in ieder geval centraal in veel verhalen want de bijbel speelde een belangrijke rol

Slide 8 - Tekstslide

Ervaar het verschil!
's Zomers leefde men in de middeleeuwen buiten en werden Karels avonturen en belerende fantasieën opgevoerd en hoorde men gecreëerde poëzie op bomvolle pleinen vol geïnteresseerde mensen. Was het fictie of non-fictie? Maria's leven stond in ieder geval centraal in veel verhalen, want de Bijbel speelde een belangrijke rol.

Slide 9 - Tekstslide

Een zin eindigt met een leesteken.
  • Punt (gewone zin):
    De deelnemers presenteren hun act.
  • Vraagteken (vraagzin):
    Zijn ze erg zenuwachtig?
  • Uitroepteken (uitroep):
    Doe je best!

Slide 10 - Tekstslide

Komma (aantekeningen)
Je gebruikt een komma...
bijvoorbeeld
als je iemand aanspreekt
'Hé, wat doe jij hier?'
tussen delen van een opsomming
In de zomer ga ik fietsen, zwemmen, wandelen en raften.
voor voegwoorden als: want, maar, omdat, zoals.
In deze zin staat een komma, want er staat een voegwoord in.
tussen twee persoonsvormen
Pas toen hij dat zei, vielen de puzzelstukjes op z'n plaats.

Slide 11 - Tekstslide

Wat gebeurt hier?

  • De leerlingen die met zekerheid een voldoende willen hebben vaak goed geleerd en geoefend.
  • De leerlingen die met zekerheid een voldoende willen, hebben vaak goed geleerd en geoefend.

Slide 12 - Tekstslide

Schrijf de zin over, met de komma op de juiste plek!

Als je gesport hebt moet je daarna douchen.

Slide 13 - Open vraag

Als je gesport hebt, moet je daarna douchen.

Slide 14 - Tekstslide

Aanhalingstekens 
  • Bij een directe rede of citaat.
  • Als je het woord zelf bedoelt en niet de betekenis 
  • Als je iemand citeert.

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

aanhalingstekens (aanhalingstekens)
Directe rede 
- Linde smeekte haar zus: 'Mag ik alsjeblieft dat zwarte jurkje van je lenen?'
 citaat:
- 'Als ik je van het station moet halen', zei Lars, 'dan stuur je maar een appje.'
Als je het woord bedoelt en niet de betekenis
- Hoe spel je 'coach' eigenlijk?

Slide 17 - Tekstslide

‘Isabelle zei:‘ Ik heb een super vakantie gehad.
A
Goed
B
Fout

Slide 18 - Quizvraag

Bjorn vroeg: ‘Wil je de suiker aangeven?’
A
Goed
B
Fout

Slide 19 - Quizvraag

Nina zei tegen Joost: ‘Ik kan het niet vinden.’
A
Goed
B
Fout

Slide 20 - Quizvraag

Aan de slag
maken opdracht 8 t/m 10 + 12 en 13

Slide 21 - Tekstslide

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
(verbeelden) Dat ... jij je maar.

Slide 22 - Open vraag