1. meewerkend voorwerp
2. AAN/ Voor hem
3. uitgangen van de lidwoorden:
der- dem; die- der; das- dem; die - den.....Kindern
4. zmans bv.: zu, mit, aus, nach , bei, von
5./6. der - Gruppe: lidwoorden, dies-, jed-, welch-, all-, solch-
die - Gruppe: ein, kein, bezittelijke vnw: mein, dein, sein, usw