Werkwoordstijden

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

De werkwoordstijden

Waaraan denken jullie bij het woord "tijd"?

heden, verleden, toekomst

heden = nu, huidige tijd

verleden= toen, de tijd voor de huidige tijd

toekomst = binnenkort, later, de tijd die na de huidige tijd komt

Yusuf

Eden

Isabel

Iedereen heeft zijn gebreken.

A = heden

B= verleden

C= toekomst

Gordana

Alessandro

Matteo

Toch zal ik voorbereid zijn.

A = heden

B= verleden

C= toekomst

Nathan

Sander

Seppe

Jij deelde dat speelgoed niet met mij.

A = heden

B= verleden

C= toekomst

Jill

Dylano

Paulus

Joppe

Ik zal nooit een fout maken.

A = heden

B= verleden

C= toekomst

Faith

Amina

Hanne

Mijn inzet bepaalt of ik goede punten haal.

A = heden

B= verleden

C= toekomst

Joren

Brent

Jasmien

Hier is al veel onderzoek naar gedaan.

A = heden

B= verleden

C= toekomst

Voltooid of onvoltooid?

(op bord)

Ik heb heel hard mijn best gedaan.

1. voltooid
2. onvoltooid

Ik zal hard mijn best doen.

1. voltooid
2. onvoltooid

Ik at alle boterhammen op.

1. voltooid
2. onvoltooid

Ik zou voor school willen werken.

1. voltooid
2. onvoltooid

Ik zal gewerkt hebben.

1. voltooid
2. onvoltooid

Hij is geslaagd voor zijn examen.

1. voltooid
2. onvoltooid

Hij zal wel geslaagd zijn.

1. voltooid
2. onvoltooid