Formuleren: verwijswoorden

"vorige week las ik het nieuwe boek van Mirjam Mous. ik vond het boek heel leuk. het boek was heel spannend, maar ik vond het boek soms ook een beetje saai want dan duurde het te lang." Welke schrijfadviezen zou jij hebben voor de schrijver van dit stukje?
1 / 17
volgende
Slide 1: Open vraag
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

"vorige week las ik het nieuwe boek van Mirjam Mous. ik vond het boek heel leuk. het boek was heel spannend, maar ik vond het boek soms ook een beetje saai want dan duurde het te lang." Welke schrijfadviezen zou jij hebben voor de schrijver van dit stukje?

Slide 1 - Open vraag

"vorige week las ik het nieuwe boek van Mirjam Mous. ik vond het boek heel leuk. het boek was heel spannend, maar ik vond het boek soms ook een beetje saai want dan duurde het te lang." Herschrijf het stukje hiervoor.

Slide 2 - Open vraag

Formuleren: verwijswoorden
Les 1
§3 Verwijzen met deze, die, dit en dat

Slide 3 - Tekstslide

Doel
Ik kan op de juiste manier met deze, die, dit en dat verwijzen naar mannelijke, vrouwelijke en onzijdige woorden.

Slide 4 - Tekstslide

Ik vind de jongen die daar staat ontzettend aardig.
Ik vind het meisje die daar staat ontzettend aardig.
Een van deze twee zinnen bevat een fout. Neem de zin met een fout over en schrijf de verbeterde zin op.

Slide 5 - Open vraag

Uitleg
In de vorige dia heb je gezien dat de verwijzing 'het meisje die' onjuist is. Het moet namelijk 'het meisje dat' zijn. Maar waarom eigenlijk?

In dit hoofdstuk ga je leren hoe je al je verwijzingen naar de- en het-woorden goed maakt. 

Slide 6 - Tekstslide

Uitleg
Zelfstandige naamwoorden hebben een geslacht:
  • De-woorden kunnen zowel mannelijk (m) als vrouwelijk (v) zijn.
  • Het-woorden hebben geen geslacht en worden 'onzijdig' genoemd. 
Als je niet weet welk geslacht het woord heeft en je hebt die info nodig, dan kun je het opzoeken in een (online) woordenboek.

Slide 7 - Tekstslide

Uitleg
Maar hoe moet je nu verwijzen? Hier is een gemakkelijk ezelsbruggetje voor:

de-woorden => die, deze   - Je ziet dat de verwijswoorden voor de-woorden eindigen op een -e.
het-woorden => dit, dat      - Je ziet dat de verwijswoorden voor het-woorden eindigen op een -t. 

Hierdoor kun je dus heel gemakkelijk onthouden hoe je naar de- en het-woorden verwijst!

Naar (een groter deel van) een zin kun je verwijzen met dat en dit.
- Op de zandplaat bij Schiermonnikoog ligt een walrus tussen de zeehonden. Dat / Dit is heel bijzonder.
- In het weekend zie je mijn vader altijd aan zijn motor klussen. Dat / Dit is zijn grote hobby.

Slide 8 - Tekstslide

Filmpje NN

Slide 9 - Tekstslide

Welke verwijswoorden gebruik je bij het-woorden en welke bij de-woorden?
dit
de-woorden
die
deze
dat
het-woorden

Slide 10 - Sleepvraag

Vul het juiste verwijswoord in:

Ik vind de jongen ... in mijn straat woont, altijd erg onsympathiek.
A
dit
B
dat
C
die
D
deze

Slide 11 - Quizvraag

Vul het juiste verwijswoord in:

Vertel ons uw wensen; wij vertalen ... in uw ontwerp.
A
dit
B
dat
C
die
D
deze

Slide 12 - Quizvraag

Vul het juiste verwijswoord in:
Als het ontwerp gereed is, kunt u ... door ons laten realiseren.
A
dit
B
dat
C
die
D
deze

Slide 13 - Quizvraag

Vul het juiste verwijswoord in:

Dit bedrijf levert producten ... van zeer slechte kwaliteit zijn.
A
dit
B
dat
C
die
D
deze

Slide 14 - Quizvraag

Vul het juiste verwijswoord in:

Het centrum van Tilburg, ... veel verschillende winkels heeft, gaat op de schop.
A
dit
B
dat
C
die
D
deze

Slide 15 - Quizvraag

Vul het juiste verwijswoord in:

Het boek ... ik laatst heb gelezen, is verdwenen uit de mediatheek.
A
dit
B
dat
C
die
D
deze

Slide 16 - Quizvraag

Aan de slag
Maak opdracht 1 en 2 in je boek (blz. 234-235).
Niet in de les af => huiswerk

Slide 17 - Tekstslide