Er kwam een oplevend nationalisme. Vooral in Oost-Europa leefde het nationalisme op. In de Sovjet-Unie was het nationalisme van de niet-Russische volkeren verboden. Ook in de satellietstaten was nationalisme niet toegestaan. Gorbatsjov en leiders van andere communistische landen wisten niet eens dat er nog sterke nationale gevoelens bestonden. Toen Gorbatsjov vrije verkiezingen toestond, kwamen overal nationalisten aan de macht. Binnen de kortste keren verklaarden Estland, Letland, Litouwen en Georgië zich als onafhankelijk. In 1991 kozen ook de Russen voor een eigen staat. Oude communisten probeerden de Sovjet-Unie nog te redden door een staatsgreep te plegen, maar dit mislukte. De leiders van de staatsgreep werden gearresteerd en de communistische partij werd verboden.