3.5 Have to, must, should

les start
  • Ga zitten op je eigen plek.
  • Pak je laptop.
  • login op lesson up, met het account wat je hebt aangemaakt!
  • Als ik voor de klas ga staan, wil ik beginnen en word het stil.
  • Laptop gaat dicht na inloggen!
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

les start
  • Ga zitten op je eigen plek.
  • Pak je laptop.
  • login op lesson up, met het account wat je hebt aangemaakt!
  • Als ik voor de klas ga staan, wil ik beginnen en word het stil.
  • Laptop gaat dicht na inloggen!

Slide 1 - Tekstslide

Unit 3 lesson 5
Have to, must and should.

Slide 2 - Tekstslide

Today
  • Grammar explanation.
  • Grammar practise.
  • Homework.

Slide 3 - Tekstslide

Learning goals.

At the end of class you know:
  •  When to use, have to, must and should.
  • How to use, have to, must and should.
  • You have practised with have to, must and should.
  • And started on your homework.

Slide 4 - Tekstslide

Moeten
  • Must
  • Should 
  • Have to/ has to

Slide 5 - Tekstslide

When do I use which one?
Must -> Jij vindt zelf dat iets moet.
Should -> Jij vindt zelf dat iets zou moeten.
Have to/ has to -> Iemand anders vind dat iets moet

I have to go to the gym more often.
You should go to the gym more often.
He has to go to the gym more often.

Slide 6 - Tekstslide

Uitzondering!
Don't / Doesn't + have to = niet hoeven.

Slide 7 - Tekstslide

I ..... be there in time.
A
Have to
B
Should
C
Must
D
Has to

Slide 8 - Quizvraag

You ..... be there in time too!
A
Have to
B
Must
C
Should
D
Has to

Slide 9 - Quizvraag

He .... hand in his driver's license.
A
Have to
B
Must
C
Should
D
Has to

Slide 10 - Quizvraag

They ..... help him move.
A
Should
B
must
C
have to
D
Has to

Slide 11 - Quizvraag

We ... call the police.
A
Has to
B
must
C
have to
D
should

Slide 12 - Quizvraag

Mum says you ... do the dishes.
A
Has to
B
have to
C
should
D
must

Slide 13 - Quizvraag

Homework
Exercise 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7 page 115-119
Why did the man name his dogs Rolex and Timex? Because they were watchdogs.

Slide 14 - Tekstslide