Herhaling 8.1 t/m 8.3

Deze les gaan wij de stof van 8.1 t/m 8.3 herhalen
Orgaanstelsels - een groep organen die samen één functie uitvoeren.
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Deze les gaan wij de stof van 8.1 t/m 8.3 herhalen
Orgaanstelsels - een groep organen die samen één functie uitvoeren.

Slide 1 - Tekstslide

Bloedsomloop

Slide 2 - Woordweb

Jullie kennen 5 orgaanstelsels: 
- het verteringsstelsel
- het ademhalingsstelsel
- het bloedvatenstelsel
- het uitscheidingsstelsel
- het zenuwstelsel

Slide 3 - Tekstslide

Stuurt organen aan door impulsen door te geven van de hersenen. 
Vervoert glucose en zuurstof naar organen en voert koolstofdioxide af naar de longen.
Maakt voedsel zo klein dat de voedingstoffen opgenomen kunnen worden in het bloed.
Verzorgt de uitscheiding van afvalstoffen.
Neemt zuurstof op uit de lucht en geeft koolstofdioxide af aan de lucht. 
Verteringsstelsel
Ademhalingsstelsel
Bloedvatenstelsel
Uitscheidingsstelsel
Zenuwstelsel

Slide 4 - Sleepvraag

Verbranding vindt plaats in alle cellen in ons lichaam. Tijdens de verbranding wordt energie gevormd uit glucose en zuurstof. 

Slide 5 - Tekstslide

Wat is de functie van het bloedvatenstelsel tijdens de verbranding?

Slide 6 - Open vraag

Waar komt de lucht die we inademen langs? 
1) Neus- en keelholte
2) Luchtpijp
3) Bronchiën
4) Luchtpijptakjes
5) Longblaasjes

Slide 7 - Tekstslide

In de longblaasjes vind gasuitwisseling van koolstofdioxide en zuurstof plaats. Tijdens het inademen wordt de borstholte groter gemaakt door:
- het kantelen van de ribben
- plat worden van het middenrif

Slide 8 - Tekstslide


De longblaasjes zijn..
A
Groot met een dikke wand
B
Klein met een dikke wand
C
Klein met een dunne wand
D
Groot met een dunne wand

Slide 9 - Quizvraag

Hoeveel longblaasjes heb je?
A
300 miljoen
B
10 duizend
C
1 miljard
D
500 duizend

Slide 10 - Quizvraag

Verbranding vindt plaats in alle cellen in ons lichaam. Tijdens de verbranding wordt energie gevormd uit glucose en zuurstof. Deze energie wordt gebruikt om te bewegen, om te leren, om zichzelf warm te houden en om stoffen af te breken.

Slide 11 - Tekstslide

Wat gebeurd er in ons lichaam bij een hogere activiteit? Gebruik in je antwoord de volgende woorden: koolstofdioxidezintuigcellen, ademfrequentie, verbranding en impulsen.

Slide 12 - Open vraag

Bij een hogere activiteit neemt de ademfrequentie dus toe. Hierdoor sturen de hersenen ook impulsen naar het hart, waardoor de hartslagfrequentie toeneemt en het bloed sneller wordt rondgepompt. 

Slide 13 - Tekstslide

Noem een van de 4 redenen waarom het beter is om te ademen door je neus.

Slide 14 - Open vraag

Ons bloed bestaat uit bloedplasma en vaste bestandsdelen: 
- rode bloedcellen
- witte bloedcellen

Slide 15 - Tekstslide

Door het rechterdeel van het hart stroomt het zuurstofarme bloed vanuit de organen via het hart naar de longen. 
Door het linkerdeel van het hart stroomt het zuurstofrijke bloed vanuit de longen via het hart naar de organen.

Slide 16 - Tekstslide

Hartklep


Bovenste 
holle ader

Linkerkamer
Rechterboezem
Aorta
Slagaderklep

Onderste holle ader
Linkerboezem
Rechterkamer
Longslagader
Longader

Slide 17 - Sleepvraag

De hartslag bestaat uit 3 componenten die worden aangestuurd door impulsen. 
- De impulsen ontstaan in de sinusknoop: dit heet de hartpauze. 
- De impulsen worden doorgegeven door de wand van de boezems: de boezems trekken samen. 
- De impulsen gaan vertraagd door de AV-knoop.
- De impulsen worden doorgegeven door de wand van de kamers: de kamers trekken samen. 

Slide 18 - Tekstslide

Wat gebeurt er als de hartkleppen niet goed werken?
A
De bloeddruk wordt lager, omdat de kamer niet goed vullen
B
De bloeddruk wordt lager omdat de boezems niet goed vullen
C
De bloeddruk wordt hoger, omdat de kamer niet goed vullen
D
De bloeddruk wordt hoger, omdat de kamers te vol raken

Slide 19 - Quizvraag

Welk deel van de hartslag geeft QRS aan?

Slide 20 - Open vraag

Wat kan je nu gaan doen? 
1) Oefentoets
2) Samenvatting
3) COPD-opdracht
4) Huiswerk afmaken

Slide 21 - Tekstslide