LHBTIQ+

LHBTQIA+ 
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
BurgerschapMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

LHBTQIA+ 

Slide 1 - Tekstslide

Waar staan de letters LHBTQIA+ voor?

Slide 2 - Open vraag

Wat betekent LHBTQIA+?
A
Lesbiennes, homoseksuelen, transgenders, biseksuelen, queer, aseksueel en interseksen
B
liefdeskoppels, homoseksuelen, travestieten, biseksuelen en iedereen
C
Lesbiennes, hetero's, travestieten, bipolairen en iedereen
D
liefdelozen, homoseksuelen, transgenders, biseksuelen en interseksen

Slide 3 - Quizvraag

Uit de kast komen
- De gemiddelde leeftijd waarop jongens voor het eerst ‘uit de kast komen’ is de laatste zes jaar gedaald en is nu zestien en een half jaar.
- Meisjes vertellen op de gemiddelde leeftijd van vijftien jaar en negen maanden dat zij vallen op vrouwen.
Negatieve reacties, pesten en geweld komen veel voor.
Dit maakt LHBT-jongeren kwetsbaar voor onder meer depressie en
zelfmoordgedrag. Dit maakt het voor jongens en meisjes lastig om een partner te vinden of om af te spreken. 
Tegenwoordig datingapps: Tinder/ Gaypride: evenement.

Slide 4 - Tekstslide

Welke kleuren heeft de vlag die symbool staat voor de LHBTQIA+ beweging?
A
rood, geel, groen, paars
B
de kleuren van de regenboog
C
wit, geel, rood, blauw
D
zwart en geel

Slide 5 - Quizvraag

Slide 6 - Video

Hoeveel procent van de Nederlandse bevolking is lesbisch of homoseksueel?
A
3
B
12
C
6
D
10

Slide 7 - Quizvraag

Homoseksualiteit komt voor bij:
A
Alleen bij mensen
B
Alleen bij mensen en apen
C
Bij mensen en vele andere dierensoorten
D
mensen, planten en dieren

Slide 8 - Quizvraag

Hoeveel soorten/typen gender zijn er?
A
8
B
15
C
18
D
23

Slide 9 - Quizvraag

Wat is een transgender?

Slide 10 - Open vraag

Wat is roze zaterdag?

Slide 11 - Open vraag

Slide 12 - Video

Sinds wanneer is homoseksualiteit geen psychiatrische aandoening meer volgens het DSM?
A
1962
B
1970
C
1973
D
1985

Slide 13 - Quizvraag

Uitleg DSM
De DSM 5 staat voor Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders. Het is het diagnostisch en statistisch handboek van psychiatrische aandoeningen. Het wordt door psychologen en psychiaters gebruikt als classificatiesysteem.

Slide 14 - Tekstslide

Welk jubileum zou de gaypride dit jaar vieren?
A
25 jaar
B
15 jaar
C
30 jaar
D
20 jaar

Slide 15 - Quizvraag

Wat betekent de term genderidentiteit?
A
Hoe een samenleving verwacht dat mannen en vrouwen zich gedragen.
B
het fysieke geslacht bij de geboorte
C
de seksuele voorkeur van een persoon
D
De persoonlijke beleving van iemands eigen gender, die kan overeenkomen met of verschillen van het geslacht bij geboorte.

Slide 16 - Quizvraag

Wat is een non-binair gender?
A
Een gender dat strikt mannelijk of vrouwelijk is
B
Een gender dat regelmatig van man naar vrouw wisselt.
C
Een gender dat zich niet uitsluitend identificeert als man of vrouw.
D
Een gender dat niet geassocieerd wordt met enige vorm van identiteit.

Slide 17 - Quizvraag

Welke term wordt gebruikt voor het proces waarbij iemand zijn of haar genderexpressie verandert om overeen te komen met hun genderidentiteit?
A
Genderconversie
B
Transformatie
C
Conversie
D
Transitie

Slide 18 - Quizvraag

Hoe wordt iemand genoemd wiens genderidentiteit overeenkomt met het geslacht dat hen bij geboorte is toegewezen?
A
Transgender
B
Cisgender
C
Aseksueel
D
Genderfluïde

Slide 19 - Quizvraag

Welke van de volgende opties beschrijft het beste 'genderexpressie'?
A
De biologische kenmerken van individuen, zoals chromosomen en hormonen.
B
Een term die wordt gebruikt om gendergelijkheid in werkplekken te beschrijven.
C
De politieke en sociale bewegingen die strijden voor gendergelijkheid.
D
Het omvat alles wat we communiceren naar anderen aan de hand van uiterlijke kenmerken, zoals kleding, haarstijl, lichaamstaal, spraak en intonatie, gedragingen, enzovoort

Slide 20 - Quizvraag

Wat betekent 'genderfluïde' ?
A
Een persoon wiens genderidentiteit vast is en nooit verandert.
B
Een persoon die zich identificeert als zowel man als vrouw.
C
Een persoon wiens genderidentiteit kan variëren over tijd.
D
Een persoon die geen enkele genderidentiteit heeft.

Slide 21 - Quizvraag