molrekenen

Molrekenen
rekenen aan de mol, rekenen met de molverhouding
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4-6

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Molrekenen
rekenen aan de mol, rekenen met de molverhouding

Slide 1 - Tekstslide


De molaire massa is de massa van...
A
...één molecuul
B
...heel veel moleculen
C
...van individuele atomen in een molecuul
D
...van 1,00 mol moleculen

Slide 2 - Quizvraag


Hoeveel significante cijfers bevat 
het volgende getal: 0,1023x103
A
1
B
4
C
5
D
7

Slide 3 - Quizvraag


Welk voorvoegsel hoort bij 10-6 ?
A
milli
B
micro
C
mega
D
nano

Slide 4 - Quizvraag

Hoeveel mol komt overeen met
8,02 gram methaan?
A
1,00 mol
B
0,500 mol
C
0,750 mol
D
2,00 mol

Slide 5 - Quizvraag


Welk gegeven heb je nodig om een volume om te rekenen naar massa?
A
constante van Avogadro
B
dichtheid
C
molariteit
D
molaire massa

Slide 6 - Quizvraag


Met hoeveel deeltjes komt 1,00 mol overeen?
A
1
B
molecuulmassa in u
C
ontelbaar aantal deeltjes
D
constante van Avogadro

Slide 7 - Quizvraag


Wat is de eenheid van chemische hoeveelheid?
A
mol
B
gram/mol
C
u
D
gram

Slide 8 - Quizvraag


Welk voorvoegsel hoort bij 10-9 ?
A
milli
B
micro
C
mega
D
nano

Slide 9 - Quizvraag


Welk gegeven heb je nodig om een hoeveelheid mol om te rekenen naar het aantal deeltjes?
A
constante van Avogadro
B
dichtheid
C
molariteit
D
molaire massa

Slide 10 - Quizvraag


Waar in binas kan je de waarde van 
de constante van Avogadro vinden?
A
3B
B
7A
C
38A
D
99

Slide 11 - Quizvraag


Wel woord moet je op de open plek invullen?
Een ...... is een gegeven dat meetbaar is.
A
eenheid
B
grootheid
C
afgeleide eenheid
D
SI-eenheid

Slide 12 - Quizvraag


Welke gemeten waarde is het nauwkeurigst:
20,34 cm of 304 mm
A
20,34 cm
B
304 mm
C
beide waardes
D
geen van de waardes

Slide 13 - Quizvraag


Welk voorvoegsel hoort bij 10?
A
milli
B
micro
C
mega
D
nano

Slide 14 - Quizvraag


Hoeveel millimol komt overeen met 1,2 mol?
A
0,0012
B
1200000
C
1200
D
0,0000012

Slide 15 - Quizvraag


Welk gegeven heb je nodig om een massa om te rekenen naar mol?
A
constante van Avogadro
B
dichtheid
C
molariteit
D
molaire massa

Slide 16 - Quizvraag


Fe3O4 + 4 H2 --> 3 Fe + 4 H2O
Wat is de molverhouding van deze reactie?
A
0 : 4 : 3 : 4
B
1 : 4 : 3 : 4
C
34 : 2 : 0 : 2
D
34 : 2 : 1 : 31

Slide 17 - Quizvraag


Welk getal beschrijft de relatie tussen atomen & moleculen op microniveau en de mol op het macroniveau?
A
constante van Avogadro
B
dichtheid
C
molariteit
D
molaire massa

Slide 18 - Quizvraag


De molaire massa van bariumchloride (BaCl2) is?
A
90,0 g/mol
B
403,11 g/mol
C
276,21 g/mol
D
208,2 g/mol

Slide 19 - Quizvraag


We verbranden 25 gram butaangas (C4H10), volledig. 
Stel eerst de reactievergelijking op.
Bereken hoeveel mol koolstofdioxidegas er bij deze reactie vrijkomt?
A
25
B
0,43
C
1,7
D
0,11

Slide 20 - Quizvraag

We verbranden 25 gram butaangas (C4H10), volledig. 
Stel eerst de reactievergelijking op.
Bereken hoeveel mol koolstofdioxidegas er bij deze reactie vrijkomt?

Uitwerking:
1 C4H10 (g) + 13 O2 (g) --> 8 CO2 (g) + 10 H2O (g)

2 C4H10
13 O2
8 CO2
10 H2O
molver houding
2
13
8
10
massa
25 gr.
molaire massa
58,12 g/mol
0,43014 mol
---------->
x 8/2
1,72058
~ 1,7 mol

Slide 21 - Tekstslide


We verbranden 25 gram butaangas (C4H10), volledig. 
Stel eerst de reactievergelijking op.
Bereken hoeveel gram waterdamp er bij deze reactie vrijkomt?
A
1,55
B
38,7
C
0,086
D
25

Slide 22 - Quizvraag

We verbranden 25 gram butaangas (C4H10), volledig. 
Stel eerst de reactievergelijking op.
Bereken hoeveel mol koolstofdioxidegas er bij deze reactie vrijkomt?

Uitwerking:
1 C4H10 (g) + 13 O2 (g) --> 8 CO2 (g) + 10 H2O (g)

2 C4H10
13 O2
8 CO2
10 H2O
molver houding
2
13
8
10
massa
25 gr.
38,7474
~ 38,7 gr.
molaire massa
58,12 g/mol
18,016 g/mol
0,43014 mol
---------->
x 10/2
2,15072 mol

Slide 23 - Tekstslide