VP CHRO dwarsleasie en epilepsie

1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
VPCHROMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoel:

Slide 4 - Tekstslide

Dwarslaesie

Slide 5 - Tekstslide

Een dwarslaesie zit altijd
A
rond de middel
B
kan in het hele ruggenmerg zijn
C
rond de ribbenkast
D
bij het staartbeen

Slide 6 - Quizvraag

Wat is het effect op het lichaam als iemand een dwarslaesie ter hoogte van zijn nek krijgt?
A
De persoon kan niet meer praten
B
De persoon kan niet meer voelen vanaf zijn nek
C
De persoon kan niet meer bewegen vanaf zijn nek
D
De persoon kan niet meer zelfstandig ademhalen

Slide 7 - Quizvraag

Wat is geen kenmerk van een dwarslaesie?
A
Met een dwarslaesie kan je nooit meer lopen.
B
Hoe hoger de beschadiging in het ruggenmerg, hoe meer uitvalsverschijnselen.
C
Het niet meer goed voelen en gebruiken van armen en benen, noem je uitval.
D
Bij een dwarslaesie is een verhoogde kans op doorligplekken.

Slide 8 - Quizvraag

Wat is een dwarslaesie?
A
Uitval verschijnselen
B
Een hersen beschadiging
C
Halfzijdige verlamming
D
Beschadiging van het ruggenmerg

Slide 9 - Quizvraag

Als iemand een lumbale
dwarslaesie
heeft kan hij
nog wel zijn armen bewegen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 10 - Quizvraag

Wat is geen bekende/veelvoorkomende late complicatie van een dwarslaesie?
A
decubitus
B
blaasretentie
C
oedeem in aangedane deel
D
pijn in aangedane deel

Slide 11 - Quizvraag

Slide 12 - Tekstslide

Verpleegkundige aandachtspunten dwarleasie
Mictieproblemen
Defecatieproblemen
Houdingsproblemen
Kans op decubitus 
Trombose
Zelfzorgtekort
Rouwverwerking 
Veranderd gezinsproces 
Wat te doen?

Slide 13 - Tekstslide

Welke verpleegkundige interventies ...?
Zoek op internet welke interventies jij zou toepassen op de hiervoor genoemde aandachtspunten
10 minuten de tijd

Mictieproblemen - Defecatieproblemen - Houdingsproblemen
Kans op decubitus - Trombose - Zelfzorgtekort
Rouwverwerking - Veranderd gezinsproces 



Slide 14 - Tekstslide

Mictieproblemen:

Slide 15 - Open vraag

Defecatieproblemen

Slide 16 - Open vraag

Houdingproblemen

Slide 17 - Open vraag

Kans op decubitus

Slide 18 - Open vraag

Kans op trombose

Slide 19 - Open vraag

Zelfzorgtekort

Slide 20 - Open vraag

Rouwverwerking

Slide 21 - Open vraag

Veranderd gezinsproces

Slide 22 - Open vraag

Epilepsie

Slide 23 - Tekstslide

Hoe handel je bij mensen met epilepsie
A
Tong naar binnen duwen
B
direct 112 bellen
C
Spuit geven
D
omgeving veilig maken

Slide 24 - Quizvraag

Welk antwoord is goed?
Iemand met epilepsie.....
A
...heeft minstens één keer per jaar een aanval.
B
...heeft altijd dezelfde soort aanvallen.
C
...voelt de aanval altijd aankomen.
D
...kan verschillende soorten aanvallen krijgen.

Slide 25 - Quizvraag

Wat zijn oorzaken van epilepsie?
A
Ademstilstand, trauma, CVA.
B
Hartinfarct, infectie, trauma.
C
Trauma, infectie, tumor.
D
CVA, tumor, voedselvergiftiging.

Slide 26 - Quizvraag

Epilepsie.

Bij personen met epilepsie is er sprake van een kortdurende bewustzijnsverandering die ontstaat door abnormale elektrische activiteiten in de hersenen. Over het algemeen kunnen deze personen een normaal leven leiden.
Welke bewering over epilepsie is juist?
A
Over het algemeen krijgen alleen volwassenen epilepsie. .
B
Langdurige zenuwpijn kan een oorzaak zijn voor het ontstaan van epilepsie.
C
Een absence is een zware toeval, waarbij de persoon buiten bewustzijn raakt.
D
Het krijgen van een hersenbloeding heeft invloed op het ontstaan van epilepsie.

Slide 27 - Quizvraag

Epilepsie kan een eerste symptoom zijn van een hersentumor
A
juist
B
onjuist

Slide 28 - Quizvraag

Epilepsie is een aandoening van het centrale zenuwstelsel.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 29 - Quizvraag

15. Epilepsie is altijd erfelijk.
A
juist
B
onjuist

Slide 30 - Quizvraag

Wat is epilepsie
A
insult
B
storing in de hersenfunctie
C
koortsstuip
D
hersenbeschadiging

Slide 31 - Quizvraag

Welke vormen van epilepsie zijn er?
A
Clonische, tonische en atonische epilepsie.
B
Partiële en complexe epilepsie.
C
Gegeneraliseerde epilepsie en status epilepticus.
D
Partiële en gegeneraliseerde epilepsie.

Slide 32 - Quizvraag

Slide 33 - Tekstslide

Verpleegkundige aandachtspunten epilepsie
Algemeen:
onderhouds medicatie tijdig innemen

Tijdens aanval:
veiligheid creëren!

Na aanval:
observeren spierpijn
observeren vermoeidheid
adviseren bedrust

Wat te doen?

Slide 34 - Tekstslide

Schrijf een Verpleegplan (PES)
Casus: Jeroen is 43jaar en heeft een lumbale dwarslaesie ten gevolge van een auto ongeluk.
Aanvankelijk was hij opgewekt en positief, maar sinds een week is hij somber en vermijd hij contact met zowel vrienden als familie, en hij uit zich alleen negatief over zijn zelfbeeld en toekomst. 
P (probleem)
E (Oorzaak)
S (Sympto(o)m(en)

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

Dank voor jullie aandacht!

Slide 37 - Tekstslide