2.2 Waarom zou je sparen? (deel 2)

klas 2 - Economie
  • Terugblik vorige les
  • Uitleg 2.2 'Waarom zou je sparen?' (deel 2)
  • Aan de slag!


Device voorpakken!
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo lwoo, b, kLeerjaar 2

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

klas 2 - Economie
  • Terugblik vorige les
  • Uitleg 2.2 'Waarom zou je sparen?' (deel 2)
  • Aan de slag!


Device voorpakken!

Slide 1 - Tekstslide

Deze les leer je:
  • Wat de functies van geld zijn
  • Welke redenen je kunt hebben om te sparen
  • Wat rente is

Slide 2 - Tekstslide

2.2 Waarom zou je sparen?
Geldfuncties (-> hoe je geld gebruikt)
  1. Ruilmiddel
  2. Spaarmiddel
  3. Rekenmiddel.
Ruilmiddel:
Je koopt er iets mee (ruilt het voor een product of dienst)
Spaarmiddel:
Je bewaart je geld om het later uit te geven
Rekenmiddel:
De waarde van iets wordt uitgedrukt in geld. 
Bijv.: "het shirt in de etalage kost €20"

Slide 3 - Tekstslide

Wanneer je iets koopt, gebruik je geld als rekenmiddel
A
juist
B
onjuist

Slide 4 - Quizvraag

Geld is een ruilmiddel als je de prijs van verschillende telefoons vergelijkt
A
juist
B
onjuist

Slide 5 - Quizvraag

De nieuwe Nike's bij Runnersworld zijn iets duurder dan de Asics. Ik twijfel nog. Hoe gebruik ik het geld?
A
als rekenmiddel
B
als betaalmiddel
C
als ruilmiddel
D
als spaarmiddel

Slide 6 - Quizvraag


A
Het stripje gaat over geld als spaarmiddel.
B
Het stripje gaat over directe ruil.
C
Het stripje gaat over indirecte ruil.
D
Het stripje gaat over geld als ruilmiddel.

Slide 7 - Quizvraag

Sparen:
  • het niet uitgeven van je geld, maar het bewaren voor later.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Redenen om te sparen (spaarmotieven):
  • Voor een doel (-> om over een tijdje een bepaald iets te kunnen kopen)
  • Uit voorzorg (-> zodat je geld hebt voor als je onverwacht iets moet betalen)
  • Voor de rente (-> je krijgt rente van de bank).

Slide 10 - Tekstslide

Wat is geen reden om te sparen?
A
Sparen uit voor voorzorg
B
Sparen als rekenmiddel
C
Sparen voor rente
D
Sparen voor een doel

Slide 11 - Quizvraag

Huiswerk:

Maken blz. 58 tm 62
Kaderstof mag ook.
Samenvatting blz. 78

Herhalingdsopdrachten blz. 85
Leren woorden 2.1 en 2.2

Slide 12 - Tekstslide

2C - Economie
Basis:
Afmaken 2.2 (blz. 60 & 61)


Kader:
Afmaken 2.2(blz. 44 & 45)
rood = Iedereen is stil
  

oranje = Je mag de docent een vraag stellen


groen = Je mag met elkaar fluisterend 
overleggen
Klaar? 
Herhalingsopdrachten 2.2
(B: blz. 85 K: blz. 60)

Slide 13 - Tekstslide