als je in het Nederlands GEEN lidwoord gebruikt, komt er in het Frans WEL iets: het delend lidwoord:du, dela, de l' en des
na een woord van hoeveelheid gebruik je de of d'
Slide 4 - Tekstslide
je ziet les légumes -> des ✅
je ziet la soupe de légumes -> de la ✅
je ziet le fromage -> du ✅
Slide 5 - Tekstslide
le chocolat -> du ✅
la viande -> de la ✅
wat zie je in 4 ?-> wat zie je in 5? ->
Slide 6 - Tekstslide
fais l'exercice 15d - p23
timer
5:00
le pain - le croissant - le yogourt - le jus d'orange - le thé - le café - le musli - l'omelette - les oeufs - la viande - les légumes - le fruit - la baguette - le sandwich - la salade - le poisson - le fromage - la crèpe - le lait
Slide 7 - Tekstslide
het delend lidwoord na
aimer, adorer, préférer en détester
na de werkwoordenaimer, adorer, préférer en détester komt altijd het lidwoord le, la, l' of les als er een zelfstandig naamwoord volgt
Slide 8 - Tekstslide
DEVOIRS (huiswerk)
Chapitre 5 - bron D - grammaire
'het delend lidwoord'
faireexercices 15abcd, 16bcd (pages 22->24)
apprendre'het delend lidwoord' page 41
revoirvocabulaire AB
Slide 9 - Tekstslide
leerdoel gehaald?
-> kun je het lidwoord gebruiken?
-> weet je dat je na werkwoorden als aimer een lidwoord gebruikt?