H2 vraag en aanbod (2.12 t/m 2.17)

Hoofdstuk 2 Vraag en Aanbod
Vraag: Op zoek naar een spijkerbroek
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 2 Vraag en Aanbod
Vraag: Op zoek naar een spijkerbroek

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

De vraaglijn verschuift naar links, dit kan komen door:
A
Complementaire goederen worden goedkoper.
B
Het budget van de vragers neemt af.
C
Substitutiegoederen worden duurder.
D
Er komen meer inwoners in het land.

Slide 4 - Quizvraag

Samenvatting elasticiteiten

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

In formulevorm

proc.verandering=oudnieuwoudx100procent
Prijselasticiteit=procentueleveranderingprijsprocentueleveraderingvraag

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Is de prijselasticiteit van de vraag vaak een positief of negatief getal?
A
Positief getal
B
Negatief getal

Slide 9 - Quizvraag

'
'

Slide 10 - Tekstslide

Prijselasticiteit
IJS in de aanbieding!
Normaal 5,99 per 500ml deze week 3,99 per 500ml

Hoe sterk reageert de vraag naar IJS op een prijsverlaging of prijsverhoging. Dat is wat we met een prijselasticiteit uitrekenen.
Je zou het ook wel prijsgevoeligheid kunnen noemen.

Slide 11 - Tekstslide

Betekenis prijselasticiteit
Prijselasticiteit is -0,25. Wat betekent dit?


Als de prijs met 1% stijgt, 
dan daalt de vraag met 0,25%.
Als de prijs met 1% daalt, 
dan stijgt de vraag met 0,25%


Uitkomst is tussen 1 en -1 =Inelastische vraag.
De vraag reageert dus niet sterk op een prijsverandering.

Slide 12 - Tekstslide

Oude prijs 5,99, prijs nieuw 3,99
Vraag oud 100, vraag nieuw 120

Bereken de prijselasticiteit!



oudnieuwoudx100procent
procentueleveranderingprijsprocentueleveraderingvraag
Stap 1: bereken de procentuele veranderingen
Prijs: (3,99 - 5,99) / 5,99 = -33,39%
Afname: (120 - 100) / 100 = + 20%
Stap 2: bereken de prijselasticiteit
20% / -38,39% = -0,599

Slide 13 - Tekstslide

Prijselasticiteit is -0,599

Positieve prijselasticiteit: hogere prijs is meer vraag. Uitzonderlijk
Negatieve prijselasticiteit:
  • -1 en 0 = prijsinelastisch; hogere omzet compenseert lagere afzet niet.
  • precies -1 = uni-elastisch; prijsveranderingen en hoeveelheidsverandering aan elkaar gelijk.
  • lager dan -1 = prijselastisch; hoe lager de prijs, hoe hoger de afzet.

Slide 14 - Tekstslide

Van een artikel is bekend dat wanneer de prijs stijgt met 25%, de afname daalt van 1.000 naar 825 stuks.
A
De prijselasticiteit is 0,70
B
De prijselasticiteit is 0,849
C
De prijselasticiteit is -0,70
D
De prijselasticiteit is -0,849

Slide 15 - Quizvraag

De prijselasticiteit van de vraag naar een bepaald product is -0,25. Dit betekent:
A
Dat de prijs stijgt met 1% de vraag daalt met 25%
B
Dat de prijs daalt met 25%, als de gevraagde hoeveelheid met 100% stijgt.
C
Dat de prijs daalt met 2%, als de gevraagde hoeveelheid met 8% stijgt.
D
Dat als de prijs met 8% stijgt de gevraagde hoeveelheid daalt met 2%.

Slide 16 - Quizvraag

Waarvan is de prijselasticiteit van de vraag afhankelijk?
-Zijn er substitutiegoederen
Dit zijn goederen die het product kunnen vervangen.
-Kun je snel reageren (vb reizen wordt duurder -> verhuizen)

Slide 17 - Tekstslide

Primaire goederen of luxegoederen?
Primair goed
Luxe goed
Mondkapje
Juwelen
Kleding
Airpods
Melk
Nagellak
Tandpasta
Smartwatch

Slide 18 - Sleepvraag

De vraag naar primaire goederen is
A
Prijs elastisch
B
Prijs inelastisch

Slide 19 - Quizvraag

De vraag naar Luxe goederen is
A
Prijs elastisch
B
Prijs inelastisch

Slide 20 - Quizvraag

Welke van deze grafieken geeft een volkomen inelastische vraag weer
A
A
B
B
C
C

Slide 21 - Quizvraag

Aan de slag!
Maak 2.12 t/m 2.17

Slide 22 - Tekstslide