1.4 Op de markt


1.4 
Op de markt



Blz. 32 t/m 37
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les


1.4 
Op de markt



Blz. 32 t/m 37

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het einde van deze paragraaf...

- weet je dat de vraag naar producten bepaalt hoeveel er verkocht wordt.
- weet je van wie het aanbod van producten komt.
- weet je dat de markt van een product bestaat uit alle vraag en aanbod.
- kun je met voorbeelden uitleggen wat marketing is.



Slide 2 - Tekstslide

Koopkracht en inflatie
Om welke soort kosten gaat het in de volgende gevallen?

- De rekening van het gasbedrijf bedraagt € 200,- per maand.
- Als je hier komt werken, krijg je een auto van de zaak.
- Ons bedrijf is sponsor van de plaatselijke voetbalvereniging.
- Het magazijn wordt voor € 10.000,- verbouwd.
- Voor het produceren van de deuren is voor € 500,- aan hout gebruikt.

Kies uit: bedrijfskosten zijn personeelskosten, energiekosten, huisvestingskosten, reclamekosten, materiaalkosten.

Slide 3 - Tekstslide

Overzicht begrippen
  •  De afzet is de hoeveelheid die verkocht is. 
  •  De omzet is het geldbedrag waarvoor iets is verkocht.  
  •  omzet = prijs x afzet 

De brutowinst: wat je overhoudt van de omzet als je het bedrag waarvoor je de goederen hebt gekocht er aftrekt. 
  •  brutowinst = omzet – inkoopwaarde van de omzet 

 De nettowinst: wat je overhoudt van de brutowinst als je alle kosten er aftrekt.
  •  nettowinst = brutowinst – bedrijfskosten  
Bedrijfskosten: alle kosten die het bedrijf moet maken, bijvoorbeeld loonkosten, huur van een gebouw, machines en reclame.

Slide 4 - Tekstslide

Winst
Alle kosten die een bedrijf maakt buiten de inkoopkosten noemen we bedrijfskosten.

Nettowinst = brutowinst - bedrijfskosten.

Nettowinst = omzet - inkoopwaarde - bedrijfskosten.

Slide 5 - Tekstslide

Bedrijfskosten
Een bedrijf maakt ook nog meer kosten. Bijvoorbeeld voor de huur van een winkel of kosten voor een machine. Dit moet ook betaald worden.  We noemen deze kosten bedrijfskosten.

Wil je bereken wat je echte winst is moet je de bedrijfskosten van je brutowinst aftrekken. Dit heet nettowinst

Slide 6 - Tekstslide

Wie willen het kopen?

Als er vraag is naar een product dan wil iemand het product graag 'hebben'. 

Vraag is alles wat mensen willen kopen.

Slide 7 - Tekstslide

Wie bieden he te koop aan?
Als jij iets wil kopen ergens moet het aangeboden worden door de verkoper. 

Aanbod is alles wat producenten te koop aanbieden.

Slide 8 - Tekstslide

Concurrenten
Bedrijven die dezelfde soort producten aanbieden. 

Omdat ze willen dat je voor hen kiest , proberen bedrijven aantrekkelijker te zijn dan hun concurrenten.

Slide 9 - Tekstslide

Waar denk je aan bij het woord 'markt'?

Slide 10 - Woordweb

Een markt voor elk product


Bij economie is een markt het totaal van alle vraag naar en aanbod van een product. 

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Wat is marketing?

Slide 13 - Woordweb