Een quiz over hoofdstuk 7 en 8 van Economie

wat is import en export en wat is een wisselkoers
1 / 13
volgende
Slide 1: Woordweb
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen, tekstslide en 1 video.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

wat is import en export en wat is een wisselkoers

Slide 1 - Woordweb

Leerdoelen
  • Weten wat import- en exportquotazijn
  • Wat is het effect van import- en exportquota op de handel.
  • Het kunnen berekenen van wisselkoersen
  • Toepassen van deze kennis in praktische situaties.


Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

de exportquote is:
A
De uitvoerwaarde
B
de uitvoerwaarde als % van net nationaal inkomen
C
de invoerwaarde
D
Geld wat binnenkomt

Slide 4 - Quizvraag

De importquote is:
A
de totale invoerwaarde
B
de invoerwaarde als % van het nationaal inkomen
C
alles wat gekocht wordt in het buitenland
D
Het zakgeld wat je krijgt

Slide 5 - Quizvraag

een open Economie is:
A
Geen grenzen in dit land
B
Veel export
C
Veel import
D
Een land dat afhankelijk is van de import en export

Slide 6 - Quizvraag

Een importquota is:
A
Maximaal aantal produkten invoeren
B
Maximaal aantal produkten uitvoeren

Slide 7 - Quizvraag

Waarom geeft de overheid exportsubsidie?
A
om lage prijzen te compenseren
B
Om te sparen voor moeilijke tijden
C
een extraatje van de regering

Slide 8 - Quizvraag

Invoerrechten zijn:
A
belastingen op de import
B
Belastingen op de export

Slide 9 - Quizvraag

Wat zijn protectiemaatregelen?
A
Overheid beschermt de eigen economie
B
de overheid beschermt de Economie van een ander land

Slide 10 - Quizvraag

De wereld is een dorp betekend = een ander woord voor globalisering
leg dit uit:
A
Wereldhandel via internet en communicatie
B
Alleen handel in Nederland

Slide 11 - Quizvraag

Internationale arbeidsverdeling is:
A
Elk land produceert waar hij goed en goedkoop in is.
B
Elk land produceert hetzelfde product

Slide 12 - Quizvraag

Internationale concurrentiepositie is:
A
goedkoper produceren dan andere landen
B
Sneller te kunnen produceren.
C
Beter en goedkoper te kunnen produceren dan andere landen

Slide 13 - Quizvraag