Leerdoel 3: Het christendom en de val van het West-Romeinse rijk

Het christendom en de val van het West-Romeinse rijk

  • Ontstaan en verspreiding van het christendom
  • Val van het West-Romeinse rijk
Let op!
Volgende week Toets - De tijd van Grieken en Romeinen.

Als je er aan toe bent (anders week 3)
De tijd van...
Grieken en Romeinen
LEERDOEL 3
WERKDOELEN
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo b, k, gLeerjaar 1

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

Het christendom en de val van het West-Romeinse rijk

  • Ontstaan en verspreiding van het christendom
  • Val van het West-Romeinse rijk
Let op!
Volgende week Toets - De tijd van Grieken en Romeinen.

Als je er aan toe bent (anders week 3)
De tijd van...
Grieken en Romeinen
LEERDOEL 3
WERKDOELEN

Slide 1 - Tekstslide

De tijd van Grieken en Romeinen
(3000 v.C. tot 500 n.C.) 

Slide 2 - Tekstslide

Deze lezing...
  • Het ontstaan van het christendom.
  • Christendom wordt staatsgodsdienst.
  • Het 'verdwijnen' van het Romeinse Rijk.

Slide 3 - Tekstslide

Verschillende godsdiensten in één rijk!
Monotheïsme
In 63 v. Chr. veroverden de Romeinen de streek Palestina. Hier woonden vooral joden. Zij geloven in één god. Dit heet: monotheïsme (monos=enkel, theos=god).
De joden geloofden dat een verlosser hen zou bevrijden van al het kwaad, dus misschien ook wel van de Romeinen.
Polytheïsme
Romeinen geloven in meerdere goden. Dit heet: polytheïsme (poly=meer, theos=god). Overwonnen volken mogen hun eigen goden houden, zolang ze de belangrijkste Romeinse goden ook vereren. De Romeinen nemen op hun beurt ook weer Goden van andere volken over.
Op de afbeelding (117 n.C.) was het Romeinse Rijk op zijn grootst. 

Slide 4 - Tekstslide

Jezus van Nazareth
  • Jezus is een Joodse man die rondreist in de streek Palestina en vertelt dat God goede mensen beloont en slechte mensen straft.

  • Jezus krijgt (in de tijd van keizer Augustus) veel aanhangers. 

  • De Romeinen vinden hem daarom gevaarlijk. Ze nemen hem gevangen en kruisigen hem, de straf voor een opstandige slaaf.

Slide 5 - Tekstslide

Christenen
  • De volgelingen van Jezus noemen zichzelf christenen
  • Deze naam komt van Christus, dat 'gezalfde' betekent.  
  • Jezus wordt door zijn volgelingen zo genoemd. 

  • De volgelingen geloven in de woorden die Jezus (via zijn leerlingen) aan hen heeft gegeven: 'Iedereen is gelijk voor God en voor ieder goed mens is er een plek in de hemel'.

Slide 6 - Tekstslide

Christenen in het Romeinse Rijk
  • Het Christendom verspreidt zich snel in het Romeinse Rijk. 

  • De goede wegen en de aantrekkingskracht van het geloof (gelijkheid in de hemel, mysterieus en interessant) zorgen ervoor dat veel mensen christen worden.


Christenen gebruikten zelden het kruis als symbool. Ze gebruikte liever het Chi Rho-teken: de eerste twee letters van de naam Christus in het Grieks. De twee letters naast het teken zijn de alpha (α) en de omega (Ω): de eerste en laatste letter van het Griekse alfabet. Hiermee gaven ze aan dat Jezus het begin en het einde was.

Slide 7 - Tekstslide

Verspreiding Christendom Romeinse Rijk
Verspreiding rond het jaar 75.
Verspreiding rond het jaar 200.
Verspreiding rond het jaar 300.
Verspreiding rond het jaar 400.

Slide 8 - Tekstslide

Christenvervolging
  • Christen zijn in het Romeinse Rijk is levensgevaarlijk! 

  • Net als het Jodendom geloven de christenen maar in één god, en dat is niet de Romeinse keizer - ze weigerden om de Romeinse keizer als god te vereren!

  • De Romeinse keizers laten daarom de christenen vervolgen en doden.
Catacomben
Onder sommige Romeinse steden bevonden zich catacomben waarin christenen (maar ook Joden) hun doden begroeven.
Veel van deze catacomben zijn mooi versierd met christelijke muurschilderingen.
De catacomben werden soms ook gebruikt voor kerkdiensten, omdat het boven de grond te gevaarlijk was om openlijk voor je geloof uit te komen.

Slide 9 - Tekstslide

Christen als voer voor de leeuwen!
Voor de leeuwen gooien, was een gebruikelijk doodstraf voor christenen tijdens hun vervolgingen in het Romeinse Rijk.
Het moet een gruwelijk spektakel zijn geweest, maar wat vooral indruk op de toeschouwers maakte was dat de christenen soms niet gingen vechten met de leeuwen, maar bidden tot hun god. 
De toeschouwers waren verbijsterd, maar ook nieuwsgierig: als je toch zoveel vertrouwen in je god hebt, dan moet het wel een hele goede god zijn. 

Slide 10 - Tekstslide

Keizer Nero en de Christenen!
Keizer Nero was één van de felste tegenstanders van de christenen. Hij gaf hen de schuld van de grote brand van Rome (die hij vermoedelijk zelf had laten stichten) en liet hen op de meest gruwelijke manieren aan hun eind komen.

Slide 11 - Tekstslide

Rond het jaar 100 schreef de Romeinse historicus Tacitus:
‘In 64 was er een grote brand: de helft van Rome 
brandde af.  Al gauw werd verteld dat keizer Nero 
de brand had laten aansteken, omdat hij ruimte nodig 
had voor een nieuw paleis. Daarom gaf Nero de 
christenen de schuld. Hij liet hen zwaar straffen.
Zo kregen zij beestenvellen aangetrokken om door 
wilde honden verscheurd te worden, of ze werden 
gekruisigd, of ze werden door vuur gedood: aan het 
eind van de dag werden ze aangestoken om te dienen 
als straatverlichting.’

Slide 12 - Tekstslide

Constantijn de Grote
  • Christenen zijn ruim 3 eeuwen vervolgd in het Romeinse Rijk.

  • Keizer Constantijn bedacht de oplossing: godsdienstvrijheid voor de christenen.
  • Hij werd zelf (pas) christen vlak vóór zijn dood.

Slide 13 - Tekstslide

Staatsgodsdienst
  • In 380 gebeurt er iets bijzonders: Keizer Theodosius verplicht iedereen om christen te worden. 
  • Het christendom wordt staatsgodsdienst en alle andere godsdiensten worden verboden. 
  • Iedereen die niet christen was werd vaak gedood.
Religieuze oorzaak val West-Romeinse rijk

Slide 14 - Tekstslide

Volken rond het Romeinse Rijk
De belangrijkste volken rondom het Romeinse Rijk tussen de 2e-5e eeuw n.C.
Hunnen
Angelen
Saksen
Vandalen
Visigoten
Ostrogoten

Slide 15 - Tekstslide

Barbaren!
  • Aan het eind van de 3e eeuw vallen vreemde volken van rond het Romeinse Rijk vanuit het oosten aan.

  • Het leger was eigenlijk te klein om alle grenzen van het rijk goed te bewaken - de castellums werkte steeds minder en de limes werd steeds vaker doorbroken!
Militaire oorzaak val West-Romeinse rijk

Slide 16 - Tekstslide

Hoge belastingen
  • Door de hoge belastingen voor het leger, hielden veel boeren niet genoeg geld over om zelf van te leven. 

  • Ze verlieten hun boerderijen: akkers bleven onbewerkt, voedselproductie daalde en in Rome kwamen minder inkomsten binnen.
Economische oorzaak val West-Romeinse rijk

Slide 17 - Tekstslide

Machtsstrijd
  • Elke troonopvolging gaat gepaard met ruzies, moord en verraad.

  • Door de lange diensttijd van de soldaten, voelden ze zich meer verbonden met hun generaal dan met de keizer in Rome.

  • Generaals willen keizer worden en laten soldaten terugkomen naar Rome, waardoor de grenzen onbewaakt achter blijven.






Politieke oorzaak val West-Romeinse rijk

Slide 18 - Tekstslide

Het Rijk in grote problemen
  • Het gaat dus niet goed met het Romeinse Rijk: 
  1. Te klein leger kan de barbaren niet stoppen, de grens komt in gevaar!
  2. Te weinig voedsel en inkomsten (belasting)!
  3. Machtstrijd tussen generaals en keizers zorgt voor een slecht bestuur!






Slide 19 - Tekstslide

Het Rijk wordt gesplitst
  • Het Romeinse Rijk wordt in twee stukken gedeeld. 

  • Het oostelijk deel wordt het Oost-Romeinse Rijk. De hoofdstad is Constantinopel. 
  • In het West-Romeinse Rijk blijft Rome (voorlopig) de hoofdstad. 

  • Beide rijken hebben een eigen keizer.






(395 n.C.)

Slide 20 - Tekstslide

West-Romeinse Rijk
In het West-Romeinse Rijk, met de hoofdstad Rome (later: Milaan en Ravenna), spraken de meeste mensen Latijn.
Oost-Romeinse Rijk
In het Oost-Romeinse Rijk, met de hoofdstad Constantinopel, spraken de meeste mensen Grieks.

Slide 21 - Tekstslide

De Hunnen

  • De Hunnen zijn een stam uit Azië. 

  • Ze zijn gevreesd omdat ze erg wreed zouden zijn. 

  • Over hun leider Atilla wordt gezegd dat hij geen genade voor lafheid kent.

Slide 22 - Tekstslide

Grote Volksverhuizing
  • Europese stammen slaan op de vlucht en kunnen, nu de grenzen slecht zijn bewaakt, het Romeinse Rijk binnentrekken. 

  • En door deze volken, gaan andere volken ook weer op de vlucht. In heel Europa trekken volken rond.
(3e eeuw - 5e eeuw n.C.)

Slide 23 - Tekstslide

Het West-Romeinse Rijk valt
  • Volken vallen het Rijk binnen en plunderen de rijkdommen. 

  • Romeinse aanvoerders hebben steeds minder te zeggen, en in 476 n.C. wordt zelfs een niet-Romein, keizer (Germaanse stamhoofd Odoaker).

  • Historici zien dit als het einde van het West-Romeinse Rijk.
(476 n.C.)

Slide 24 - Tekstslide

En het Oost-Romeinse Rijk?
  • Het Oost-Romeinse Rijk blijft nog bijna 1000 jaar langer bestaan: pas in 1453 wordt Constantinopel ingenomen door de Turken.

  • Dat komt vooral doordat het goed beschermd ligt tussen woestijnen en bergen. 

  • Bovendien geeft de Oost-Romeinse keizer vijanden geld om met rust gelaten te worden. 

Slide 25 - Tekstslide

De Middeleeuwen
  • De tijd na het Romeinse Rijk.
  • Volgende module:
  • Tijd van Monniken en Ridders
    (500 n.C. tot 1000 n.C.).
(500 n.C. tot 1500 n.C.)

Slide 26 - Tekstslide



  • Schrijf 1 ding op die je deze les hebt geleerd.

Slide 27 - Open vraag


  • Stel 1 vraag over iets dat je deze les nog niet zo goed hebt begrepen.
Evaluatie

Slide 28 - Open vraag