vp vaardigheden (katheteriseren, blaasspoelen, sp katheter, sondevoeding/neusmaagsonde,stomazorg)

Toets over het onderdeel: katheteriseren
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Toets over het onderdeel: katheteriseren

Slide 1 - Tekstslide

Intermitterend katheteriseren doe je hoe vaak per dag?
A
tussen de 4 en 6 maal
B
tussen de 8 en 10 maal
C
tussen de 1 en 3 maal
D
tussen de 2 en 7 maal

Slide 2 - Quizvraag

Wat is 1 nadeel van een verblijfskatheter?
A
risico op artritis
B
risico op spasme
C
risico op urethritis
D
risico op galstenen

Slide 3 - Quizvraag

Een SP katheter zit op de volgende plek?
A
boven het schaambeen
B
onder het schaambeen

Slide 4 - Quizvraag

Een SP katheter wordt ingebracht door?
A
Neuroloog
B
Anesthesioloog
C
Uroloog
D
Verzorgende

Slide 5 - Quizvraag

Welke methode van blaasspoelen kennen we bij een 2 lumen katheter

A
gesloten systeem
B
open systeem
C
beide juist
D
beide onjuist

Slide 6 - Quizvraag

Het opheffen of voorkomen van verstoppingen is geen indicatie van blaasspoelen.
A
juist
B
onjuist

Slide 7 - Quizvraag

De beste temperatuur van blaasspoelvloeistof is?
A
op kamer temperatuur
B
maakt niet uit
C
op lichaamstemperatuur
D
40 graden

Slide 8 - Quizvraag

Welke katheter gebruik je wanneer je ook continu moet blaasspoelen?
A
eenmalige katheter
B
driewegkatheter
C
dubbelloopskatheter

Slide 9 - Quizvraag

Wat is geen indicatie voor het inbrengen van een verblijfskatheter?
A
urineretentie
B
postoperatief
C
wens van de zorgvrager
D
obstructie van de prostaat

Slide 10 - Quizvraag

Katheteriseren is een voorbehouden handeling?
A
juist
B
onjuist

Slide 11 - Quizvraag

Een Tiemann katheter heeft een gebogen punt.
A
juist
B
onjuist

Slide 12 - Quizvraag

Een dubbellumen katheter word ook wel een...... (welk antwoord is juist) genoemd.
A
1 malige katheter
B
Catheter a demeure

Slide 13 - Quizvraag

Een vrouw heeft een langere urinebuis dan een man.
A
juist
B
fout

Slide 14 - Quizvraag

Wat is de juiste betekenis van een urimeter?
A
open opvangsysteem
B
gesloten opvangsysteem
C
open opvangsysteem met nauwkeurige maatverdeling
D
gesloten opvangsysteem met nauwkeurige maatverdeling

Slide 15 - Quizvraag

Een gesloten opvangsysteem minimaliseert het risico op kathetergerelateerde urineweginfecties.
A
juist
B
onjuist

Slide 16 - Quizvraag

Blaaskrampen tijdens blaasspoelen kunnen ontstaan door?
A
te koude blaasvloeistof
B
verkeerde blaasvloeistof
C
te warme blaasvloeistof

Slide 17 - Quizvraag

Een pas aangelegde SP katheter moet binnen........ weer worden ingebracht.
A
binnen 1 uur
B
binnen 3 uur
C
binnen 6 uur
D
binnen 1 tot 6 uur

Slide 18 - Quizvraag

Wat is de juiste betekenis van urine retentie?
A
De hoeveelheid urine wat je uit plast
B
De hoeveelheid urine wat je niet uit plast

Slide 19 - Quizvraag

Betekenis van het woord
collabeert?
A
de blaas wordt te snel geleegd
B
de blaas wordt te langzaam geleegd
C
de blaas wordt niet geleegd
D
de blaas is te vol

Slide 20 - Quizvraag

Welke symptomen kunnen wijzen op blaas retentie?
A
kleine beetjes urine verlies
B
terugkerende aandrang bij het plassen
C
buikpijn
D
alle antwoorden zijn juist

Slide 21 - Quizvraag

Slide 22 - Tekstslide