H3 Chapitre 2 les 14
1 / 25
Lesduur is: 80 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Waar ligt Straatsburg/ Strasbourg?
A
A
B
B
C
C
D
D
Slide 2 - Quizvraag
Slide 3 - Tekstslide
Je reçois 20 euros ______(per maand)
A
quelquefois
B
par mois
C
tout le temps
D
parfois
Slide 4 - Quizvraag
Le voisin ______ la voiture.(wast)
A
paye
B
occupe
C
achete
D
lave
Slide 5 - Quizvraag
J'ai un rendez-vous
A
Ik heb een bijbaantje
B
Ik heb een bankrekening
C
Ik heb een afspraak
D
Ik heb zakgeld
Slide 6 - Quizvraag
kosten
jij verdient
opnemen/
pinnen
jij betaalt
uitgeven
jij ontvangt
coûter
tu payes
tu reçois
dépenser
retirer
tu gagnes
Slide 7 - Sleepvraag
Elle protége la forêt
A
Zij beschermt de wereld
B
Zij beschrijft het bos
C
Zij beschermt het bos
D
Zij neemt vaak het woord
Slide 8 - Quizvraag
Il est né dans un pays pauvre
A
Hij is geboren in een prachtig land
B
Hij is geboren in een arm land
C
Hij is doodgegaan in een streng land
D
Hij is doodgegaan in een arm land
Slide 9 - Quizvraag
Traduis: Ik neem het (het= de overhemd)
A
je la prends
B
je le prends
C
je les prends
D
je prends le
Slide 10 - Quizvraag
Le casque
rond(e)
en verre
léger / légère
la montre
en bois
la coque
en tissu
carré(e)
la main
petit(e)
le nez
en plastique
Slide 11 - Sleepvraag
Tu ________ à l'anniversaire? (komen- présent)
Slide 12 - Open vraag
Elles _______ un avocat (worden - imparfait)
Slide 13 - Open vraag
Monsieur et Madame Budel, vous ________ à la maison? (terugkomen - p.c.)
Slide 14 - Open vraag
Slide 15 - Tekstslide
Il a explique le problème à ses parents. (vervang het mw voorwerp)
Slide 16 - Open vraag
Alex va offrir un cadeau à toi et moi.
Slide 17 - Open vraag
Tu as un petit boulot?
Qu'est-ce que tu as acheté recémment?
Ça a coûté combien?
Je viens d'acheter un portable
75 euros, c'est cher!
J'ai acheté un T-shirt
ça a coûté 20 euros
Oui, je travaille au supermarché
Non, je n'ai pas le temps
Slide 18 - Sleepvraag
Ik spaar.
A
Je fais des économies.
B
Je suis généreux.
C
J'ai un petit boulot.
D
Je lave la voiture.
Slide 19 - Quizvraag
Tu as un petit boulot?
A
Oui, j'ai un compte en banque.
B
Oui, je travaille dans un supermarché.
C
Oui, je retire de l'argent.
D
Oui, j'ai reçu de l'argent.
Slide 20 - Quizvraag
Zet in de goede volgorde:
Heeft u al gekeken bij de accesoires?
Heeft u al gekeken bij de accesoires?
rayon des accesoires
au
vous
déjà
avez
?
regardé
Slide 21 - Sleepvraag
Zet in de P.C
Il .....(aller=gaan)
Il .....(aller=gaan)
Slide 22 - Open vraag
Zet in de P.C
Tu .....(attendre= wachten)
Tu .....(attendre= wachten)
Slide 23 - Open vraag
Zet in de P.C
Nous .....(rester= blijven) (nous = Pip et Laura)
Nous .....(rester= blijven) (nous = Pip et Laura)
