Afsluiting module 4 AE
1 / 22
Lesduur is: 50 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Het BBP staat voor?
A
Bruto Binnenlands Product
B
Bruto Buitenlands Product
C
Bruto buitenlandse productie
D
Bruto Binnenlandse productie
Slide 2 - Quizvraag
Welvaart uitgedrukt in geld is de
A
Welvaart in enge zin
B
Welvaart in ruime zin
C
Zowel welvaart in enge als ruime zin
D
Kun je niet in geld uitdrukken
Slide 3 - Quizvraag
In welke productiesector hoort een meubelmaker
A
Primaire sector
B
Secundaire sector
C
Quartaire sector
D
Tertiaire sector
Slide 4 - Quizvraag
De aardappelboer behoord tot de productiesector:
A
Quartaire sector
B
Primaire sector
C
Tertiaire sector
D
Secundaire sector
Slide 5 - Quizvraag
Om te produceren zijn productiefactoren nodig. Welke productiefactoren zijn er?
A
Kapitaal, Arbeid, Natuur en Omzet
B
Kennis, Arbeid, Natuur en Omzet
C
Kapitaal, Arbeid, Natuur en Ondernemerschap
D
Kennis, Arbeid, Natuur en Ondernemerschap
Slide 6 - Quizvraag
Koppel de juiste beloning aan de productiefactoren.
Natuur
Arbeid
Kapitaal
Onder-nemer-
schap
SALARIS
RENTE
WINST
PACHT
Slide 7 - Sleepvraag
Om de kunnen produceren heb je de productiefactoren nodig. Machines vallen onder de productiefactor
A
Arbeid
B
Natuur
C
Kapitaal
D
Alle 3 de antwoorden zijn goed
Slide 8 - Quizvraag
Tertiaire sector
Quartaire sector
Primaire sector
Secundaire sector
Slide 9 - Sleepvraag
Een goede gezondheid is welvaart in
A
Ruime zin
B
Enge zin
C
Geen zin
D
Onzin
Slide 10 - Quizvraag
De economische groei over een lange periode noemen we de ...
A
Trend
B
Hoogconjunctuur
C
Laagconjunctuur
D
Arbeidsproductiviteit
Slide 11 - Quizvraag
In een laagconjunctuur is er sprake van ...
A
veel bestedingen
B
hoge prijzen
C
werkloosheid
D
lage waterstand
Slide 12 - Quizvraag
De ... werkloosheid is op korte termijn op te lossen.
A
conjuncturele
B
structurele
C
regionale
Slide 13 - Quizvraag
Een progressief belastingstelsel
werkt ...?
werkt ...?
A
nivellerend
B
denivellerend
Slide 14 - Quizvraag
Bij een koers van €1=$1,20. Zal ik voor mijn euro's meer dollars krijgen?
A
juist
B
onjuist
C
weet niet
D
zou kunnen
Slide 15 - Quizvraag
Bij een koers van €1=$1,20. Hoeveel dollars krijg ik voor €5,-
A
$7,20
B
$6
C
$4,17
D
$5
Slide 16 - Quizvraag
Bij de internationale concurrentiepositie van een land spelen de volgende factoren een rol
A
nivellering, loonniveau en arbeidsproductiviteit
B
loonniveau, arbeidsproductiviteit en inflatie
C
nivellering, inflatie en arbeidsproductiviteit
D
denivellering, arbeidsproductiviteit en inflatie
Slide 17 - Quizvraag
Bij een progressief belastingstelsel
A
Hoe hoger je inkomen hoe meer belasting je procentueel betaald
B
iedereen betaald procentueel evenveel belasting
C
Hoe hoger je inkomen hoe minder je procentueel aan belasting hoeft te betalen.
D
iedereen betaald belasting
Slide 18 - Quizvraag
De Lorenzcurve....
A
geeft de verdeling binnen een beroepsgroep aan
B
geeft de mate van inkomensgelijkheid aan
C
Geeft de mate van inkomensongelijkheid aan
D
geeft de inkomensverdeling van docenten aan
Slide 19 - Quizvraag
Secundaire inkomensverdeling is...
A
de inkomensverdeling zonder overheidsingrijpen
B
Een gelijkwaardige inkomensverdeling
C
Onzin
D
de inkomensverdeling nadat de overheid heeft ingegrepen
Slide 20 - Quizvraag
Structurele werkloosheid ontstaat ..
A
doordat werknemers niet de juiste diploma's hebben
B
doordat er te weinig werknemers zijn
C
doordat de productie toeneemt
D
doordat consumenten minder uitgeven
Slide 21 - Quizvraag
Laagconjunctuur....
A
consumenten kopen veel producten
B
weinig werkloosheid
C
veel werkloosheid
D
economische groei
