landen(VT) Het vliegtuig...............op het vliegveld.
1. Lees de zin in de goede tijd.
2. Zoek het onderwerpt.
3. Enkelvoud of meervoud.
4. Haal de -en het werkwoord. Dit is de ruwe stam.
5. Kijk naar de laatste letter? 't Kofschip X??
6. Zet de stappen op de kaart en controleer.