§7.1 Verzorgingsstaat onder druk

Verzorgingsstaat onder druk
Je kunt 9 punten verdienen!
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Verzorgingsstaat onder druk
Je kunt 9 punten verdienen!

Slide 1 - Tekstslide

Aan welke woorden denk jij aan de periode jaren '80 en '90?

Slide 2 - Woordweb

Tijdvak 10: Televisie & Computers

Slide 3 - Tekstslide

Aan het eind:
1. kun je economische en sociaal-culturele kenmerken van de jaren '80 en '90 benoemen;

2. kun je een omschrijving geven van de woorden: ontzuiling, individualisering, secularisatie, pluriforme samenleving en populisme

+ kun je in 3 zinnen benoemen hoe jouw pubertijd verschilt met de pubertijd van pubers uit de jaren '90; 

Slide 4 - Tekstslide

- In de jaren '70: géén economische groei. De werkloosheid loopt op en Nederland als 'verzorgingsstaat' is bijna niet meer te betalen. 1 miljoen mensen zitten in de WAO, maar velen zijn helemaal niet arbeidsongeschikt. Gevolg: regering zorgt ervoor dat het moeilijker wordt om een uitkering te krijgen.

- In de jaren '90: wèl economische groei. Nieuwe media komen op, zoals de mobiele telefoon en de computer. Ook het internet komt in 1991 beschikbaar. 
Een belangrijke oorzaak van de groei is dat delen van de wereld steeds nauwer met elkaar verbonden (via internet) zijn, zo zijn bedrijven over de hele wereld actief (globalisering). 
Verder kent het bedrijfsleven in Nederland een overlegeconomie: veel overleg tussen werkgevers, werknemers, vakbonden en overheid.  Veel buitenlandse leiders komen kijken en zijn jaloers en willen graag dit poldermodel overnemen.

Slide 5 - Tekstslide

Sociaal-culturele veranderingen:
De ontzuiling neemt na de jaren '60 alsmaar toe.
Daarnaast ziet de Nederlander zich minder als onderdeel van een groep en meer als een individu, dat eigen keuzes maakt. Dit heet individualisering.
Verder vindt secularisatie (ontkerkelijking) plaats.
Een gevolg is dat steeds minder confessionele ('gelovige') politieke partijen stemmen krijgen.

Ook ontstaat vanaf jaren '60 een multiculturele / pluriforme samenleving, omdat het aantal Nederlanders met een Indonesische, Marokkaanse, Turkse, Surinaamse en Antilliaanse afkomst toeneemt. Grote vraag is: Blijft de nationale cultuur wel behouden?

 

Slide 6 - Tekstslide

Ondertussen blijft het goed gaan met de economie en is iedereen blij, tot 11 september 2001 (9/11). Kortom, de aanslagen op de Twin Towers, New York van streng islamitische terreurgroep Al Qaida o.l.v. Osama Bin Laden.

Politici Fortuyn (LPF) en Wilders (PVV) noemen de islam een achterlijke cultuur.
Zij starten een nieuwe beweging, het populisme: een populist stelt het volk tegenover de zittende regeringsleiders. Of wel, een populist vindt dat politieke leiders niet luisteren naar het volk.
Populisten willen graag invoering van een referendum, waarbij het volk kan stemmen over bv wetten.
Hierna: filmpje 'Wat is het populisme nog meer'? (1 min).

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video


Populisme komt van het Latijnse woord 'populus'.

Wat betekent populus?
A
referendum
B
volk
C
popelen
D
kracht

Slide 9 - Quizvraag

Uit een krant: "De werkloosheid in de EG is in september gestegen tot een recordhoogte van 11,2 miljoen personen. Dat is 10,1% van de bevolking binnen de EG."

In welke periode is dit krantenartikel verschenen?
A
1920-1925
B
1940-1945
C
1960-1965
D
1980-1985

Slide 10 - Quizvraag

Hieronder staan drie kenmerken van globalisering:
1. de uitvinding van internet
2. goedkopere producten en meer keuze
3. het verplaatsen van fabrieken naar landen met lage lonen.

Welk kenmerk wordt gezien als een OORZAAK van globalisering?
A
kenmerk 1
B
kenmerk 2
C
kenmerk 3

Slide 11 - Quizvraag

In de bron zie je de ontwikkeling van meerpersoons- en eenpersoonshuishoudens tussen 1900 en 2000 in Nederland.
Welke maatschappelijke ontwikkeling in Nederland is te herkennen in de
bron?
A
amerikanisering
B
democratisering
C
globalisering
D
individualisering

Slide 12 - Quizvraag

Tussen 1918 en 1994 zaten er telkens confessionele partijen in de regering. In 1994 werd er een coalitie gevormd zonder confessionele partijen.

Welk begrip past bij deze verandering?
A
democratisch tekort
B
nationalisme
C
poldermodel
D
secularisatie

Slide 13 - Quizvraag

Op een website staat:
"Het is een begrip dat gebruikt wordt voor politieke bewegingen die zich afzetten tegen het bestuur van het land. Vaak wordt het begrip negatief gebruikt. De bewegingen krijgen het verwijt dat ze alleen zeggen wat het volk wil horen."

Welk begrip wordt omschreven?

Slide 14 - Open vraag


Iemand beweert dat de volgende vijf kenmerken bij een politieke beweging horen. Deze beweging....
 1. heeft vaak een sterke leider waar mensen graag naar willen luisteren.
2. is het vaak niet eens met politieke partijen die al langer bestaan.
3. praat vaak in tegenstellingen, zoals wij en zij.
4. vindt dat het volk bedreigd wordt door te veel immigranten.
5. vindt dat zij de enige is die opkomt voor het gewone volk.

Over welke politieke beweging gaat deze bewering? 
A
het feminisme
B
het liberalisme
C
het populisme
D
het socialisme

Slide 15 - Quizvraag


Sommige Nederlanders vinden dat Nederland het lidmaatschap van de EU moet opzeggen. Zij vinden dat de EU te veel invloed heeft op de Nederlandse wetgeving. Volgens hen zou de regering de Nederlanders
moeten vragen wat zij vinden van het opzeggen van het lidmaatschap van de EU.

Welk begrip past bij het vragen naar de mening van de Nederlanders? 
A
ontzuiling
B
poldermodel
C
referendum
D
verkiezing

Slide 16 - Quizvraag

Sleep de woorden naar de juiste kolom:
Jaren '60
Vanaf jaren '80
Opkomst pluriforme samenleving (multiculturele samenleving)
Tweede Feministische Golf
Secularisatie
Start van de ontzuiling
Populisme
Pim Fortuyn
Aanslag Twin Towers (9/11)
Opkomst poldermodel
Internet

Slide 17 - Sleepvraag


Zet de cijfers 1 t/m 4 onder mekaar. 
- Noem 4 gebeurtenissen die in deze les zijn genoemd en zet ze in de juiste tijdsvolgorde (van vroeger naar later)
+ Je kunt in 3 zinnen benoemen hoe jouw pubertijd verschilt met de pubertijd van pubers uit de jaren '90;

Slide 18 - Open vraag