Internationalisering kleding en schoenen

Internationalisering kleding en schoenen
We dragen allemaal schoenen en kleding. Maar waarom precies?
1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Internationalisering kleding en schoenen
We dragen allemaal schoenen en kleding. Maar waarom precies?

Slide 1 - Tekstslide

Planning
  • Methode: De geo, internationalisering van kleding en schoenen.
  • We starten met paragraaf 1
  • Pak een schrift en schrijf lekker mee.

Slide 2 - Tekstslide

Wat is jouw favoriete kledingstuk en waarom?

Slide 3 - Open vraag

Functies van kleding
Vier functies van kleding:
  1. Bescherming: tegen kou, regen en gevaren.
  2. Verfraaiing: als versiering, zoals een bruidsjurk
  3. Statussymbool: geeft je positie in de maatschappij aan.
  4. Schaamte: bedekt het lichaam om schaamte te verminderen.

Slide 4 - Tekstslide

Welke functie van kleding is volgens jou het belangrijkst?

Slide 5 - Open vraag

Kleding als statussymbool
  • Vroeger werd en wordt gebruikt om status en rang aan te geven.
  • Vroeger waren er duidelijke standen in Europa, zoals adel en boeren, die herkenbaar waren aan hun kleding.
Voorbeelden figuur 2

Slide 6 - Tekstslide

Denk je dat kleding tegenwoordig nog steeds een statussymbool is?

Slide 7 - Open vraag

Mode en trends
  • Mode verandert voortdurend en is vooral populair onder jongeren.
  • Kleding kan een manier zijn om bij een groep te horen.
  • Trendsetters: beroemdheden en atleten beïnvloeden vaak trends door hun sponsorcontracten en media- optredens. 

Slide 8 - Tekstslide

Ken jij iemand die een trend heeft gezet? Wat was de trend?

Slide 9 - Open vraag

Invloed van de media
  • Beroemde sporters en muzikanten spelen een grote rol in het bepalen van trends.
  • Reclame en sponsoring zijn belangrijke manieren waarop trends zich verspreiden.

Slide 10 - Tekstslide

Hoe vaak laat jij je beïnvloeden door reclames of influencers als het gaat om kleding?

Slide 11 - Open vraag

Nieuwe collecties
Seizoensgebonden trends: Mode is sterk gebonden aan seizoenen, met termen zoals voorjaarsmode, wintercollectie, en zomerkleuren.
Doorlooptijd: Kledingwinkels vernieuwen hun assortiment elke drie maanden om bij te blijven met seizoenswisselingen.

Wens voor korte doorlooptijd: Kledingwinkels streven naar een korte doorlooptijd, zodat er snel nieuwe items in de winkel hangen en klanten vaker iets nieuws kunnen vinden

Slide 12 - Tekstslide

Hoe belangrijk vind jij het dat winkels regelmatig hun kledingcollecties vernieuwen?
Best belangrijk
Niet zo belangrijk
Helemaal niet belangrijk

Slide 13 - Poll

Slide 14 - Video

Voor- en nadelen van snelle doorlooptijd in de mode industrie?

Slide 15 - Woordweb

Afsluiting
  • Kleding heeft veel functies en speelt een grote rol in onze maatschappij.
  • Mode blijft veranderen door de invloed van media en influencers

Slide 16 - Tekstslide

Huiswerk
Blz 6 + 7 (werkboek)
Opdracht 2 t/m 8

Slide 17 - Tekstslide

Internationalisering kleding en schoenen
Paragraaf 2: Van lokale markt naar wereldmarkt. 

Slide 18 - Tekstslide

Planning
  • We gaan verder met paragraaf 2.
  • In de volgende les controleren we de opdrachten.
  • Pak een schrift en schrijf lekker mee.

Slide 19 - Tekstslide

Terugblik op §1
  • Kleding heeft veel functies en speelt een grote rol in onze maatschappij.
  • Mode blijft veranderen door de invloed van media en influencers

Slide 20 - Tekstslide

Van lokale markt naar wereldmarkt
  • Kleding en schoeisel waren streekgebonden, afhankelijk van lokale grondstoffen en culturele praktijken.

  • Voorbeelden: Eskimo's gebruikten pelsdierenhuiden voor kleding; plattelanders in Nederland droegen houten klompen gemaakt van lokaal geteelde populieren en wilgen.

Slide 21 - Tekstslide

Grondstof: vruchtbare aarde (grond), aardolie, mineralen, houten en de opbrengst van landbouwgewassen

Slide 22 - Tekstslide

Oorzaken van regionale verschillen in kleding
  • Belangrijke factoren: Cultuur, klimaat en beschikbare lokale materialen.
  • Impact van geografie en klimaat op kledingkeuze, zoals wollen omslagdoeken voor nomaden in woestijn.
  • Voorbeeld: Eskimo's in koude klimaten dragen andere kleding dan mensen in woestijnen, ze bedekken maar tegen de zon. 

Slide 23 - Tekstslide

Cultuur: alles wat je hebt aangeleerd, normen, waarden en gewoontes. 

Slide 24 - Tekstslide

Regionale specialisatie en handel
  • Verbeteringen in transportmiddelen hebben de handel en uitwisseling van grondstoffen vergemakkelijkt, wat leidde tot regionale specialisatie (iedereen wordt ergens goed in).

  • De relatieve afstanden werden korter; de afstand uitgedrukt in tijd.

Slide 25 - Tekstslide

Regionale specialisatie
  • Gebied richt zich helemaal op het fabriceren van één bepaald product


Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Video

Wat zou jij doen ala je alleen lokale materialen mocht gebruiken voor je kleding?

Slide 28 - Open vraag

Van kleine dorpsmarkt naar wereldmarkt
Protectie: bescherming van lokale industrieën (eigen productie) tegen buitenlandse invoer

Voorbeeld: Tot 2005 mocht China beperkte hoeveelheid kleding uitvoeren naar de EU. 

Slide 29 - Tekstslide

Steeds grotere markten
  • Lokale markt: markt niet groter dan een stad of eigen dorp.
  • 1958: oprichting van de EEG (Europese Economische Gemeenschap) gaf verdere uitbreiding.
  • --> uitbreiding van de EU (Europese Unie) in 2004 vormden 25 landen aan een vrije markt

Slide 30 - Tekstslide

Vrije markt: Landen kunnen vrij en makkelijk producten met elkaar verhandelen (protectie werd verboden)

Slide 31 - Tekstslide

Internationalisering
Lokale markt --> wereldmarkt
  • Internationalisering: het proces waarbij bedrijven in verschillende landen gaan werken. Ze verkopen hun producten niet alleen in hun eigen land of dorp, maar ook in het buitenland. 
<--Multinationale ondernemingen (MNO)

Slide 32 - Tekstslide

Internationalisering
  • Globalisering: de hele wereld steeds meer met elkaar verbonden raakt. Bedrijven gaan producten in veel verschillende landen verkopen en vaak worden deze producten ook in verschillende landen gemaakt.

Slide 33 - Tekstslide

Internationale factoren
Politieke factoren: Internationale bedrijven moeten rekening houden met wetten en overheidsregels van landen waar ze willen vestigen
Economische factoren: Denk aan arbeidskosten en de beschikbaarheid van grondstoffen. Bedrijven moeten ook investeren in het opleiden van personeel

Slide 34 - Tekstslide

Aan de slag
Blz 10 + 11
Opdracht 5 t/m 9
Al gemaakt:
§1 opdrachten 
2 t/m 8

Slide 35 - Tekstslide

Internationalisering kleding en schoenen
Paragraaf 3: 

Slide 36 - Tekstslide

Planning
  • We beginnen met paragraaf 3.
  • Terugblik op paragraaf 2
  • Pak een schrift en schrijf lekker mee.

Slide 37 - Tekstslide

Terugblik op §2

Slide 38 - Tekstslide

Terugblik op §2
Regionale specialisatie
Protectie
Lokale markt
Vrije markt
Internationalisering
Twee belangrijke factoren

Slide 39 - Tekstslide

Van grondstof naar product
  • Vroeger werd kleding en schoenen ambachtelijk gemaakt. Nu worden ze in veel fabrieken en dat noemen we confectiekleding (bijvoorbeeld small, medium, large).
  •  Voor het maken van producten: 
  1. Arbeidskrachten
  2. Grondstoffen: Textiel, leer en bont.

Slide 40 - Tekstslide

Textielindustrie
  • Textiel is een geweven stof: een proces waarbij verschillende draden geknoopt worden tot een stof.
  • Het kan worden verdeeld in drie sectoren:
  1. Spinnen
  2. Weven
  3. Veredelen

Slide 41 - Tekstslide

Ruwe wol of katoen
  1. Draden (garens) worden gemaakt in een spinnerij
  2. De draden gaan naar de weverij en geweven tot lappen stof
  3. De stoffen worden van kleuren voorzien in ververijen en drukkerij en daarna veredeld (verfijn). 

Slide 42 - Tekstslide

Toeleveringsbedrijf
  • Een toeleveringsbedrijf in de textielindustrie levert zijn producten, zoals garens en geverfde rollen stof, aan andere bedrijven zodat zij het eindproduct kunnen maken.
  • Dus de textielindustrie levert halffabrikaten.
<-- Confectioneren

Slide 43 - Tekstslide

Herhaling
Confectiekleding: kleding die machinaal wordt gemaakt in standaardmaten. 

Slide 44 - Tekstslide

Spreiding van kleding
Vroeger waren de confectiebedrijven vooral gevestigd in grote steden zoals Amsterdam.
Waarom? 
  • Grote steden boden een betere arbeidsmarkt en afzetmarkt.
  • Veel vrouwen werkten in de ateliers als naaisters.
Amsterdam: Het modecentrum van Nederland

Slide 45 - Tekstslide

Dure arbeid, te dure kleren
  • Productiefactoren: natuur (grondstoffen zoals katoen), arbeid (de mensen die het werk doen), en kapitaal (machines en gereedschap).
  • Arbeidsintensief: Er komt veel menselijke arbeid bij kijken, wat de productiekosten verhoogt.
  • Door stijgende lonen werden de kleren te duur en de meeste productie werd verplaatst naar lagelonenlanden zoals China.

Slide 46 - Tekstslide

Lagelonenlanden 
Lagelonenlanden zijn aantrekkelijk voor bedrijven vanwege lage arbeidskosten en vaak geen belastingen in vrije productiezones.


Slide 47 - Tekstslide

Kop-staart- bedrijven
Kop: Ontwerp en ontwikkeling gebeurt in eigen land (Nederland).
Staart: Marketing en distributie gebeurt in Nederland.
Middenfase (fabricage): Het werkt wordt uitbesteed aan bedrijven in lagelonenlanden.

Slide 48 - Tekstslide

Dure arbeid, te dure schoenen
Net als bij kleding, is de schoenproductie zeer arbeidsintensief.

Slide 49 - Tekstslide

Conclusie
  • Door stijgende arbeidskosten werd het onmogelijk voor veel bedrijven om in Nederland te produceren
  • De verplaatsing naar lagelonenlanden zorgde voor grote veranderingen in de Nederlandse kleding en schoenenindustrie.
  • Het model: kop-staart-bedrijven stelt Nederlandse bedrijven nog steeds in staat om relevant te blijven op de wereldmarkt. 

Slide 50 - Tekstslide