4 HV zouten par 2 +3

V4: ZOUTEN par 2 en 3
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

V4: ZOUTEN par 2 en 3

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen:
Je kunt beschrijven wat er gebeurt bij het oplossen van een zout op macro- en microniveau.
Je kunt de oplosvergelijking en de indampvergelijking van een zout opstellen
Je kunt de reactievergelijking van bepaalde oxiden met water opstellen

Je kunt aan de hand van de kleur van een zout aan geven wat de formule van het zout kan zijn
Je kunt beschrijven wat een dubbelzout is en wat hydraten zijn
Je kunt de reactievergelijkingen opstellen voor de vorming en het oplossen van bepaalde hydraten



Slide 2 - Tekstslide

Oplossen van zouten
Sommige zouten zijn oplosbaar in water, bijv. keukenzout of calciumchloride (Binas 45A)
Wanneer een zout oplost in water, wordt de ionbinding verbroken.
De ionen bewegen zich dan lost van elkaar in de oplossing.


Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Zouten geleiden stroom wanneer ze zijn opgelost in water.

A
Macro-niveau
B
Micro-niveau

Slide 5 - Quizvraag

Welk zout lost niet op in water?


A
natriumcarbonaat
B
koper(II)nitraat
C
koper(II)carbonaat
D
natriumnitraat

Slide 6 - Quizvraag

Oplosvergelijking
NaCl(s) -> Na+(aq) + Cl-(aq)
De "opgeloste" ionen worden gehydrateerde ionen genoemd. De watermantel wordt weergegeven door achter de formule van het ion (aq) te zetten.

Slide 7 - Tekstslide

Bij oplossen van een zout worden ionen gehydrateerd door watermoleculen.

A
Macro-niveau
B
Micro-niveau

Slide 8 - Quizvraag

Wat is de juiste oplosvergelijking voor zinkchloride?

(1 min)
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 9 - Quizvraag

Bij oplossen van een zout worden de ionen omringt door watermoleculen.
Welk deel van een watermolecuul draait naar een positief ion toe? (20 s)
A
H
B
O

Slide 10 - Quizvraag

Slide 11 - Tekstslide

Indampvergelijking
De is de omgekeerde vergelijking van oplossen

 Na+(aq) + Cl-(aq) -> NaCl(s)

Slide 12 - Tekstslide

Geef de juiste vergelijking voor het indampen van een
aluminiumsulfaatoplossing.

(1 min)
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 13 - Quizvraag

Reactie met water
Er zijn vier zouten met een oxide‑ion die reageren met water.
zie binas 45A. Hier staat een "r" in de tabel.
Dit zijn :Na2O, K2O, CaO en BaO.

Bij deze reacties gebeurt steeds hetzelfde:
de O2-ionen reageren met een H2O molecuul en veranderen in 2 OH- ionen, die vervolgens gehydrateerd worden. De metaalionen veranderen niet. Ze worden alleen gehydrateerd.

Na2O (s) + H2O (l) → 2 Na+ (aq) + 2 OH- (aq)
Na2O (s) + H2O (l) →
2 Na+ (aq) + 2 OH- (aq)

Slide 14 - Tekstslide

Reactie met water
Uit de oxiden met water ontstaat dus steeds een oplossing van een hydroxide. Deze bevat dus OH- ionen. Oplossingen van hydroxiden worden vaak met hun triviale namen aangeduid. Deze triviale namen moet je onthouden. Je kunt ze ook vinden in tabel 66A van je Binas.

Slide 15 - Tekstslide

Wanneer je kaliumoxide met water mengt ontstaat de volgende oplossing:

(30 s)
A
kaliumoxide oplossing
B
kaliumhydroxide oplossing
C
kaliumdioxide oplossing
D
kaliumhydrideoplossing

Slide 16 - Quizvraag

Wat is kalkwater?

(20 s)

A
calciumhydroxide oplossing
B
natriumhydroxide oplossing
C
kaliumhydroxide oplossing
D
bariumhydroxide oplossing

Slide 17 - Quizvraag