Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Pers.vnw. + haben & sein + feesttenten + bez.vnw. + vraagwoorden
Wohnt (jullie) in einem Dorf?
A
Sie
B
du
C
wir
D
ihr
1 / 19
volgende
Slide 1:
Quizvraag
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
In deze les zitten
19 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Lesduur is:
50 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Wohnt (jullie) in einem Dorf?
A
Sie
B
du
C
wir
D
ihr
Slide 1 - Quizvraag
(Hij) spielt Gitarre.
A
Sie
B
Er
C
Ich
D
Wir
Slide 2 - Quizvraag
Herhaling regelmatige werkwoorden
STAM: werkwoord -en wohnen - wohn
Ezelsbruggetje:
F E E ST T EN T EN
Stam eindigend op
sis-klank (s/ss/x/sch/ß/z) du
alleen
t,
z. B. tanzen, reisen:
stam tanz dus:du tanz
t
Slide 3 - Tekstslide
Wisst ihr es noch?
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
bin
bist
ist
sind
seid
sind
sein
sein
Slide 4 - Sleepvraag
Wir
Ich
Du
Er
Ihr
Sie/sie
Tekst
habe
hast
hat
haben
habt
haben
Slide 5 - Sleepvraag
Regelmatige werkwoorden: wohnen
werkwoord: wohnen, stam:wohn
ich wohn
e
du wohn
st
er/sie es wohn
t
wir wohn
en
ihr wohn
t
sie wohn
en
Sie wohn
en
Slide 6 - Tekstslide
Regelmatige werkwoorden
Vervoegen van het werkwoord door eerst de stam op te schrijven. De stam is het
hele
werkwoord
- en of - n.
Voorbeeld:
wohnen = wohn
kaufen = kauf
reisen = reis
Slide 7 - Tekstslide
Regelmatige werkwoorden
Vervoegen van het werkwoord door eerst de stam op te schrijven. De stam is het
hele
werkwoord
- en of - n.
Voorbeeld:
wohn
en
= wohn
kauf
en
= kauf
reis
en
= reis
ruder
n
= ruder
Slide 8 - Tekstslide
(wohnen) Peter ………… in Köln.
A
wohne
B
wohnen
C
wohnst
D
wohnt
Slide 9 - Quizvraag
Ich habe hier (wohnen).
A
gewohnt
B
gewohnd
C
gewohnen
D
wohnen
Slide 10 - Quizvraag
Ihr (wohnen)... in Hamburg.
A
wohne
B
wohnt
C
wohnen
D
wohnst
Slide 11 - Quizvraag
vertaal het bezittelijk voornaamwoord:
Maaike ist (haar) Freundin.
A
meine
B
seine
C
ihre
D
eure
Slide 12 - Quizvraag
Vervoeg het bezittelijk voornaamwoord:
Dies ist (mijn)…...Buch (o)
A
meine
B
meiner
C
meines
D
mein
Slide 13 - Quizvraag
vertaal het bezittelijk voornaamwoord:
Das ist ( uw) Fahrrad (o).
A
ihr
B
Ihre
C
ihre
D
Ihr
Slide 14 - Quizvraag
vertaal het bezittelijk voornaamwoord
Das sind (onze) Eltern
A
meine
B
dien
C
ihre
D
unsere
Slide 15 - Quizvraag
__________ gehst du in die Ferien (op vakantie)?
A
Wo
B
Wann
C
Was
D
Woher
Slide 16 - Quizvraag
__________ kommst du?
A
Wie
B
Wohin
C
Woher
D
Wer
Slide 17 - Quizvraag
___________ hat sie Geburtstag?
A
Was
B
Wohin
C
Wo
D
Wann
Slide 18 - Quizvraag
__________ geht es dir?
A
Wer
B
Wie
C
Wo
D
Was
Slide 19 - Quizvraag
Meer lessen zoals deze
Na klar 1 havo/vwo D-Toets Kapitel 1 Hamburg
September 2020
- Les met
24 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
Haben, sein, idewis w-woorden und feesttenten
November 2020
- Les met
13 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
Na klar 1 havo/vwo D-Toets Kapitel 1 Hamburg
September 2023
- Les met
36 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
Haben, sein, idewis w-woorden und feesttenten
Juni 2020
- Les met
18 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
Haben, sein, idewis w-woorden und feesttenten
September 2020
- Les met
25 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
Haben, sein, idewis vraagwoorden oefenen
November 2023
- Les met
24 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
Haben, sein und feesttenten fahren lesen sehen und finden
November 2021
- Les met
26 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
mavo duits 1 di 17 nov
November 2020
- Les met
27 slides
Duits
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 4